ECLI:NL:RVS:2011:BP8726

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007352/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep Belastingdienst huurtoeslag 2006

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 8 juli 2010. De rechtbank had het besluit van de Belastingdienst van 18 maart 2009 vernietigd, waarin de Belastingdienst weigerde om de door de wederpartij gemaakte kosten in verband met de behandeling van het bezwaar te vergoeden. De Belastingdienst had eerder de huurtoeslag over 2006 van de wederpartij definitief vastgesteld op € 2217,00 en daarnaast € 516,00 aan ten onrechte betaalde voorschotten teruggevorderd. De wederpartij had bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, wat leidde tot een wijziging van de huurtoeslag naar € 2563,00. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst de proceskosten van de wederpartij moest vergoeden, maar de Belastingdienst ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft de zaak op 23 maart 2011 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat er geen geschil meer bestond over de huurtoeslag, aangezien de wederpartij geen hoger beroep had ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank over de huurtoeslag. Hierdoor was de bestuursrechter niet meer gehouden om de principiële vragen van de Belastingdienst te beantwoorden. De Afdeling concludeerde dat de Belastingdienst geen rechtens te beschermen belang had bij het hoger beroep, en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de wederpartij, die op € 437,00 werden vastgesteld, en werd een griffierecht van € 448,00 opgelegd aan de Belastingdienst.

Deze uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke geschillen en de rol van de bestuursrechter in het beoordelen van geschillen die niet langer bestaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

201007352/1/H2.
Datum uitspraak: 23 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen, gevestigd te Utrecht,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 8 juli 2010 in zaak nr. 09/748 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
en
de Belastingdienst.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2008 heeft de Belastingdienst de huurtoeslag over 2006 van [wederpartij] definitief vastgesteld op € 2217,00, alsmede de ten onrechte betaalde voorschotten ten bedrage van € 516,00 van hem teruggevorderd.
Bij besluit van 10 oktober 2008 heeft de Belastingdienst [wederpartij] medegedeeld dat wordt tegemoetgekomen aan zijn bezwaar en aangekondigd dat binnenkort een definitieve beslissing op bezwaar volgt. Op 11 februari 2009 heeft de Belastingdienst aan [wederpartij] medegedeeld dat het bezwaar is behandeld, dat [wederpartij] hierover al bericht heeft gekregen en dat hij nog € 516,00 moet terugbetalen.
Bij besluit van 18 maart 2009 heeft de Belastingdienst de huurtoeslag over 2006 van [wederpartij] gewijzigd vastgesteld op € 2563,00.
Bij uitspraak van 8 juli 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het besluit van 18 maart 2009 vernietigd voor zover daarbij de Belastingdienst heeft geweigerd om de door [wederpartij] gemaakte kosten in verband met de behandeling van het bezwaar te vergoeden, bepaald dat de Belastingdienst deze kosten alsnog vergoedt en bepaald dat die uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juli 2010, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 februari 2011, waar de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. A.D. Schreutelkamp is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 15 april 2009, in zaak nr.
200804988/1) is de bestuursrechter alleen tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen in een geschil met betrekking tot een besluit. Waar een geschil niet langer bestaat, is de bestuursrechter niet meer tot beantwoording van al dan niet principiële vragen gehouden.
Bij deze uitspraak heeft de Afdeling eveneens overwogen, dat een bestuursorgaan onvoldoende procesbelang heeft bij het instellen van hoger beroep, indien het belang uitsluitend nog bestaat uit het ongedaan maken, dan wel het in hoogte doen aanpassen, van een door de rechtbank ten laste van dat orgaan uitgesproken proceskostenveroordeling ten aanzien van de kosten van beroep, bezwaar of administratief beroep of het ongedaan maken van een last tot betaling van griffierecht.
2.2. De rechtbank heeft, voor zover thans van belang, het besluit van 18 maart 2009 vernietigd voor zover daarbij de Belastingdienst heeft geweigerd om de door [wederpartij] gemaakte kosten in verband met de behandeling van het bezwaar te vergoeden. [wederpartij] heeft tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld, zodat een einde is gekomen aan het tussen partijen bestaande geschil dat betrekking had op de door [wederpartij]aangevraagde huurtoeslag over 2006. Aldus doet zich hier de situatie voor als aan de orde is in voormelde uitspraak, te weten dat geen geschil meer bestaat met betrekking tot een besluit en dat de bestuursrechter niet meer is gehouden tot beantwoording van al dan niet principiële vragen. Aan beantwoording van de principiële vraag van de Belastingdienst of de rechtbank een juist oordeel heeft gegeven over de interne werkwijze van de Belastingdienst komt de Afdeling dan ook niet toe.
2.3. Uit de onder 2.1. genoemde uitspraak volgt voorts dat de Belastingdienst voor zover hij heeft beoogd op te komen tegen de door de rechtbank uitgesproken proceskostenveroordeling, evenmin een rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
2.4. Het hoger beroep van de Belastingdienst dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.5. De Belastingdienst dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt de Belastingdienst/Toeslagen tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. bepaalt dat van de Belastingdienst/Toeslagen een griffierecht van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2011
47-680.