ECLI:NL:RVS:2011:BP8391
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- C.H.M. van Altena
- A.B.M. Hent
- A.A. Snijders
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inbewaringstelling van vreemdeling na afwijzing asielaanvraag
In deze zaak gaat het om de inbewaringstelling van een vreemdeling die eerder een asielaanvraag had ingediend, welke was afgewezen. Na deze afwijzing heeft de vreemdeling een tweede asielaanvraag ingediend. De minister voor Immigratie en Asiel was van mening dat de vreemdeling na de tweede aanvraag niet als asielzoeker kon worden aangemerkt en dat er bij de belangenafweging geen rekening gehouden kon worden met deze tweede aanvraag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de inbewaringstelling onvoldoende gemotiveerd was, omdat de minister niet had aangegeven waarom de belangen van de bewaring zwaarder zouden wegen dan die van de vreemdeling, in het licht van de nieuwe asielaanvraag.
De Raad van State oordeelt dat de minister niet kan worden gevolgd in zijn standpunt. De Raad stelt vast dat de vreemdeling na de inbewaringstelling een tweede asielaanvraag heeft ingediend, wat betekent dat hij als asielzoeker moet worden aangemerkt. De minister had in de beroepsprocedure wel degelijk aangegeven waarom hij de belangen van de bewaring zwaarder had laten wegen dan die van de vreemdeling. De Raad concludeert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister de inbewaringstelling onvoldoende heeft gemotiveerd. De grief van de minister slaagt, en het hoger beroep wordt gegrond verklaard.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 16 december 2010 wordt alsnog ongegrond verklaard. Tevens wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de voorzitter en de leden in naam der Koningin recht doen.