ECLI:NL:RVS:2011:BP7809

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005991/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor uitbreiding bedrijfshal in Assen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vennootschap onder firma Internationale Handelsonderneming Assen v.o.f. (hierna: IHO Assen) tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen. De voorzieningenrechter had op 10 mei 2010 het beroep van IHO Assen ongegrond verklaard tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Assen, dat op 22 januari 2010 ontheffing en een bouwvergunning had verleend aan de vennootschap onder firma Gereedschap- en Machinefabriek "Waardeel" v.o.f. voor de uitbreiding van een bedrijfshal op het perceel Ketellapperstraat 21 te Assen. IHO Assen stelde dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan en dat de ontheffing ten onrechte was verleend.

De Raad van State heeft de zaak op 16 maart 2011 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Assen ten onrechte ontheffing had verleend, omdat het bouwplan niet voldeed aan de voorwaarden van het bestemmingsplan. De Afdeling stelde vast dat het bouwplan buiten de bebouwingsgrenzen viel en niet voldeed aan de minimum afstand tot de perceelsgrens. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het beroep van IHO Assen alsnog gegrond. Het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Assen werd vernietigd wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht.

Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan IHO Assen, die op € 1.748,00 werden vastgesteld, en tot terugbetaling van het griffierecht van € 746,00. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van bestemmingsplannen en de bescherming van de belangen van derden in het kader van bouwvergunningen.

Uitspraak

201005991/1/H1.
Datum uitspraak: 16 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vennootschap onder firma Internationale Handelsonderneming Assen v.o.f. (hierna: IHO Assen), gevestigd te Assen,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 10 mei 2010 in zaak nrs. 10/251 en 10/158 in het geding tussen:
IHO Assen
en
het college van burgemeester en wethouders van Assen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2010, voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, heeft het college aan de vennootschap onder firma Gereedschap- en Machinefabriek "Waardeel" v.o.f. ontheffing en bouwvergunning verleend voor de uitbreiding van een bedrijfshal op het perceel Ketellapperstraat 21 te Assen.
Bij uitspraak van 10 mei 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het door IHO Assen daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft IHO Assen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 20 juli 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 januari 2011, waar IHO Assen, vertegenwoordigd door [eigenaar] en bijgestaan door mr. R.H.A. ter Huurne, rechtsbijstandverlener, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J. Pronk, werkzaam bij de gemeente Assen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in vergroting met 149,3 m2 van een reeds op het perceel aanwezige bedrijfshal.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Industrieterrein" rust op de gronden waarop het bouwplan is voorzien de bestemming "Industrie, handel en nijverheid".
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften mogen gebouwen uitsluitend worden opgericht binnen de op de kaart aangegeven grenslijn der bebouwing.
Ingevolge het eerste lid, aanhef en onder e, zal de afstand van de bebouwing tot de zijerfafscheidingen en achtererfscheiding tenminste 5 meter bedragen, tenzij op de kaart een andere maat is aangegeven.
Ingevolge artikel 7, aanhef en onder c, is het college bevoegd, al dan niet onder het stellen van voorwaarden, vrijstelling te verlenen van de bepalingen in deze voorschriften voor het éénmaal met 10% verminderen c.q. vermeerderen van de vereiste maten c.q. percentages ten aanzien van de goothoogte en van de bebouwingsgrenzen en -oppervlakten, teneinde de uitvoering van een bouwplan mogelijk te maken, indien op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling en/of situering blijkt dat aanpassing van de plannen redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de belangen van derden niet worden geschaad.
2.3. Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan omdat een deel van het bouwplan buiten de bebouwingsgrenzen is gelegen en niet wordt voldaan aan de minimum afstand die tot de zijdelingse perceelsgrens aangehouden moet worden. Teneinde het bouwplan niettemin mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), gelezen in verbinding met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: de Bro) ontheffing verleend van het bestemmingsplan.
2.4. Ingevolge artikel 3.23, eerste lid, van de Wro, kan het college ten behoeve van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen ontheffing verlenen van het bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bro, zoals dat luidde ten tijde van het besluit van 22 januari 2010, komt voor de toepassing van artikel 3.23, eerste lid, van de Wro in aanmerking een uitbreiding van of een bijgebouw bij een ander gebouw mits het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.
2.5. IHO Assen betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college ten onrechte met toepassing van artikel 3.23 van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bro, voor het bouwplan ontheffing heeft verleend. IHO Assen heeft daartoe aangevoerd dat het bouwplan niet voldoet aan de in artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bro gestelde voorwaarden.
2.5.1. Het college stelt zich thans op het standpunt dat het ten onrechte met toepassing van artikel 3.23 van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bro, ontheffing heeft verleend, zodat het besluit van 22 januari 2010 reeds hierom voor vernietiging in aanmerking komt.
2.5.2. De Afdeling ziet geen aanleiding om, zoals het college heeft verzocht, de rechtsgevolgen van het besluit van 22 januari 2010 in stand te laten. Anders dan het college betoogt, kan voor het bouwplan geen vrijstelling krachtens artikel 7, aanhef en onder c, van de planvoorschriften worden verleend. Nu realisering van het bouwplan schaduwhinder zal meebrengen voor de naastgelegen bedrijfsruimte van IHO Assen, alsmede voor de woning op de bovenverdieping, hoe gering volgens het college ook, worden belangen van derden geschaad, zodat het college niet bevoegd is gebruik te maken van de in artikel 7, aanhef en onder c, van de planvoorschriften opgenomen vrijstellingsbevoegdheid.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de voorzieningenrechter zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 22 januari 2010 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking.
2.7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 10 mei 2010 in zaak nrs. 10/251 en 10/158;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Assen van 22 januari 2010, kenmerk 2009-3;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Assen tot vergoeding van bij de vennootschap onder firma Internationale Handelsonderneming Assen v.o.f. in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.748,00 (zegge: zeventienhonderdachtenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Assen aan de vennootschap onder firma Internationale Handelsonderneming Assen v.o.f. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 746,00 (zegge: zevenhonderdzesenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Offers w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2011
414-604.