ECLI:NL:RVS:2011:BP7803

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007645/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de subsidietoekenning aan de ILEIA Foundation en de rechtsgevolgen van de ministeriële brief

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de stichting ILEIA Foundation tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht. De minister van Buitenlandse Zaken had in een brief van 19 oktober 2009 medegedeeld dat er voor committeringen na 31 december 2010 geen extra financiële middelen beschikbaar zouden zijn, bovenop het totale bedrag van de subsidie die was verleend op grond van het Medefinancieringsstelsel (MFS) voor de periode 2007 tot en met 2010. ILEIA was het niet eens met deze beslissing en had bezwaar gemaakt, maar de minister verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter oordeelde vervolgens dat het beroep van ILEIA ongegrond was en wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af.

In hoger beroep betoogde ILEIA dat de brief van 19 oktober 2009 als een besluit moet worden aangemerkt en dat de minister het bezwaar tegen deze brief ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. De minister stelde echter dat de brief geen wijziging van het verleningsbesluit van 29 september 2006 en het bijbehorende Reglement beoogde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de brief van de minister geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht is. De voorzieningenrechter had terecht geoordeeld dat het bezwaar van ILEIA niet-ontvankelijk was.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 16 maart 2011.

Uitspraak

201007645/1/H2.
Datum uitspraak: 16 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting ILEIA Foundation, gevestigd te Amersfoort,
appellante,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 29 juni 2010 in zaak nr. 10/1333 in het geding tussen:
ILEIA
en
de minister van Buitenlandse Zaken.
1. Procesverloop
Bij brief van 19 oktober 2009 heeft de minister aan ILEIA medegedeeld dat hij voor committeringen na 31 december 2010 geen financiële middelen beschikbaar stelt additioneel aan het totale bedrag van de subsidie die is verleend op grond van het Medefinancieringsstelsel (hierna: het MFS) over de periode van 2007 tot en met 2010.
Bij besluit van 10 maart 2010 heeft de minister het door ILEIA daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 29 juni 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft de voorzieningenrechter in de bodemzaak het door ILEIA daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard en haar verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft ILEIA bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 september 2010.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2011, waar ILEIA, vertegenwoordigd door mr. M.L. Diepenhorst, advocaat te Amsterdam, en [directeur] van ILEIA, en [manager] bij ILEIA, en de minister, vertegenwoordigd door mr. P.L.G. van Velzen, mr. R. Geraedts, R.J. Petrie en E.W.J. Verbiest, allen ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Volgens paragraaf 2.8 van het Financieel Reglement (hierna: het Reglement) behorend bij het Beleidskader van het Medefinancieringstelsel 2007-2010 mogen MFS-organisaties in het laatste jaar van de subsidieperiode committeringen aangaan voor maximaal eenmaal het bedrag van de subsidie van het laatste jaar voor maximaal twee jaar.
2.2. Bij besluit van 29 september 2006 heeft de minister aan ILEIA een subsidie toegekend op grond van het MFS voor de periode 2007 tot en met 2010 voor het programma duurzame economische ontwikkeling. Het Reglement maakt integraal onderdeel uit van het besluit.
In de brief van 19 oktober 2009 is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:
"Het ministerie stelt voor committeringen voor ná 2010, gelet op het subsidieplafond en het karakter van MFS I, een programmasubsidie, geen financiële middelen additioneel aan het totale bedrag van de subsidieverlening beschikbaar. In het Financieel Reglement - bijlage 2 van het Beleidskader van MFS I - is in paragraaf 2.8 ten onrechte aangegeven dat MFS-organisaties in het laatste jaar van de subsidieperiode committeringen zouden mogen aangaan voor maximaal eenmaal het bedrag van de subsidie van het laatste jaar voor maximaal twee jaar."
2.3. ILEIA betoogt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de brief van 19 oktober 2009 als een besluit moet worden aangemerkt en dat de minister het bezwaar gericht tegen deze brief ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. ILEIA voert aan dat de uitleg die de voorzieningenrechter en de minister geven aan paragraaf 2.8 van het Reglement onjuist is en dat de minister, anders dan de voorzieningenrechter heeft overwogen, met de brief van 19 oktober 2009 wijziging heeft aangebracht in paragraaf 2.8 van het Reglement, waardoor zij een aanspraak op subsidie heeft verloren en dat deze brief, voor zover deze betrekking heeft op de remwegclausule, gericht is op rechtsgevolg.
2.3.1. De minister heeft zich in het besluit van 10 maart 2010 op het standpunt gesteld dat de brief van 19 oktober 2009 geen wijziging bevat en ook geen wijziging beoogt van het verleningsbesluit van 29 september 2006 en het Reglement dat daarvan onderdeel uitmaakt. Ter zitting heeft de minister toegelicht dat de zinsnede "is in paragraaf 2.8 ten onrechte aangegeven" niet ziet op deze paragraaf, maar op de interpretatie van MFS-organisaties daarvan.
2.3.2. In de brief van 19 oktober 2009 heeft de minister slechts aangegeven welke betekenis aan paragraaf 2.8 van het Reglement volgens hem toekomt. De brief laat het Reglement, dat deel uitmaakt van de subsidietoekenning, ongewijzigd en behelst geen wijziging van het verleningsbesluit. Of de door de minister voorgestane toepassing van paragraaf 2.8 in rechte kan worden gevolgd, kan ILEIA aan de orde stellen bij een besluit waarbij de minister tot bedoelde toepassing overgaat. Nu de minister met de brief van 19 oktober 2009 geen wijziging van het verleningsbesluit heeft beoogd, is de brief niet gericht op rechtsgevolg. De voorzieningenrechter is dan ook terecht, zij het op andere gronden, tot de conclusie gekomen dat de brief van 19 oktober 2009 geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat de minister het daartegen gerichte bezwaar van ILEIA terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop zij rust.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2011
362-630.