201008663/1/H3.
Datum uitspraak: 16 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de erven van [appellante], laatstelijk gewoond hebbende te Schijndel,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 juli 2010 in zaak nr. 09/366 in het geding tussen:
de erven van [appellante]
het college van burgemeester en wethouders van Schijndel.
Bij besluit van 11 augustus 2008 heeft het college een verzoek van [appellante] om wijziging van haar geboortedatum in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: gba) afgewezen.
Bij besluit van 18 december 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 juli 2010, verzonden op 21 juli 2010, heeft de rechtbank het door wijlen [appellante] daartegen ingestelde, en door de erven [appellante] overgenomen, beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de erven [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 1 oktober 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De erven [appellante] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 maart 2011, waar het college, vertegenwoordigd door J.A.H. Minnen en R.J.J. Janssen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 11 augustus 2008 heeft het college geweigerd het geboortejaar van [appellante] in de gba te wijzigen van 1958 in 1938.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat de omstandigheid dat de erven het, met het oog op een eventueel aan te spannen procedure over het medisch handelen van het ziekenhuis jegens [appellante], van belang achten dat in de onderhavige procedure duidelijkheid wordt verkregen over de leeftijd van [appellante], onvoldoende is om nog belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep aan te nemen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat bij haar geen verzoek om schadevergoeding is gedaan namens [appellante].
2.3. De erven [appellante] betogen dat zij wel belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het besluit van het college. Zij voeren aan dat, zolang de gba-gegevens niet zijn gewijzigd, ook het ziekenhuis zal uitgaan van het onjuiste geboortejaar. Voorts voeren zij aan dat zij de kosten van de uitvaart zelf hebben moeten betalen, omdat de verzekeringsmaatschappij geen verzekering wilde afsluiten vanwege het feit dat het geboortejaar dat [appellante] opgaf niet overeenkwam met de gba-gegevens. Zij stellen dat wijziging van de gba-gegevens noodzakelijk is om de gemeente aansprakelijk te kunnen stellen.
2.3.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat niet is gebleken dat de erven [appellante] ten tijde van het beroep bij de rechtbank nog een rechtens te beschermen belang hadden bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De Afdeling acht geen belang aanwezig bij het verkrijgen van duidelijkheid omtrent de leeftijd van [appellante] met het oog op een eventueel aan te spannen procedure over het medisch handelen van het ziekenhuis jegens [appellante] voorafgaand aan haar overlijden, nu een uitspraak op het beroep geen uitsluitsel geeft over de werkelijke leeftijd. Bovendien blijkt uit de stukken dat de betrokken artsen en specialisten zijn uitgegaan van een zeventigjarige vrouw. Voor zover de erven [appellante] betogen dat een belang is gelegen in geleden schade voortvloeiend uit het niet kunnen afsluiten van een uitvaartverzekering, overweegt de Afdeling dat zij op geen enkele wijze aannemelijk hebben gemaakt dat zij als gevolg van de geweigerde wijziging van de persoonsgegevens van [appellante] in de gba daadwerkelijk schade hebben geleden. Hierbij wordt tevens in aanmerking genomen dat het college ter zitting bij de Afdeling heeft verklaard dat is gebleken dat een verzekeraar wel bereid is een verzekering af te sluiten, ook al bestaat enige onduidelijkheid over het geboortejaar. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2011