ECLI:NL:RVS:2011:BP7784

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006586/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling bestemmingsplan en bouwvergunning voor restaurant in Hoofddorp

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 3 juni 2010 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer heeft vernietigd. Het college had op 12 mei 2009 vrijstelling van het bestemmingsplan verleend aan De Oude Secretarie B.V. voor het wijzigen en uitbreiden van een café annex woonhuis in een restaurant op het perceel Hoofdweg 901 te Hoofddorp. Na de vrijstelling verleende het college op 2 juli 2009 ook bouwvergunning voor het bouwplan. De appellant maakte bezwaar tegen het besluit van 14 december 2009, waarin het college het bezwaar ongegrond verklaarde en de bouwvergunning opnieuw verleende. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk was, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de processtukken en de argumenten van de appellant en het college bestudeerd. De appellant stelde dat hij al op 18 juni 2009 bezwaar had gemaakt, maar de Raad oordeelde dat dit bezwaar niet tijdig was ingediend, omdat het besluit tot verlening van de bouwvergunning op dat moment nog niet tot stand was gekomen. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien de appellant op de hoogte was van de publicatie van de bouwvergunning en de mogelijkheid had om tijdig bezwaar te maken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De Raad van State benadrukte dat de appellant niet voldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd die de termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201006586/1/H1.
Datum uitspraak: 16 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 3 juni 2010 in zaak nr. 10/344 in het geding tussen:
[appellant],
en
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2009 heeft het college aan De Oude Secretarie B.V. (hierna: De Oude Secretarie) vrijstelling van het bestemmingsplan verleend voor het wijzigen en uitbreiden van het café annex woonhuis in een restaurant (hierna: het bouwplan) op het perceel Hoofdweg 901 te Hoofddorp.
Bij besluit van 2 juli 2009 heeft het college aan De Oude Secretarie bouwvergunning verleend voor het bouwplan.
Bij besluit van 14 december 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, de verleende vrijstelling in stand gelaten, het besluit van 2 juli 2009 herroepen en opnieuw bouwvergunning verleend.
Bij mondelinge uitspraak van 3 juni 2010, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 9 juni 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 december 2009 vernietigd en het bezwaarschrift van [appellant] alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2011, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door C.G. Hogenkamp en D. Ong, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:10, eerste lid, blijft ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening:
a. wel reeds tot stand was gekomen, of
b. nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Vast staat dat het bezwaarschrift van [appellant] na het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb is ingediend bij het college.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij al op 18 juni 2009 bezwaar heeft gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank volgens hem miskend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb, nu het college hem in een brief van 7 juli 2009 nog heeft medegedeeld dat hij pas bezwaar kon maken als de bouwvergunning zou zijn verleend, terwijl die vergunning toen, op 2 juli 2009, al was verleend. Voorts zou hij persoonlijk van die verlening op de hoogte worden gesteld, hetgeen niet is gebeurd. Hij stelt het besluit van 2 juli 2009 pas op 22 juli 2009 van het college toegestuurd te hebben gekregen, na zijn uitdrukkelijke telefonische verzoek daartoe.
2.3.1. Het betoog van [appellant] dat hij met zijn brief van 18 juni 2009 reeds een voortijdig bezwaarschrift als bedoeld in artikel 6:10, eerste lid, van de Awb heeft ingediend, kan niet worden gevolgd, nu het besluit tot verlening van de bouwvergunning van 2 juli 2009 toen nog niet tot stand was gekomen en [appellant] evenmin redelijkerwijs kon menen dat dit wel het geval was. Hij was er immers in het besluit tot verlening van de vrijstelling voor het bouwplan van 12 mei 2009, duidelijk van op de hoogte gesteld dat het besluit omtrent de bouwvergunning nog moest volgen en dat dit besluit voor de aanwending van een rechtsmiddel moest worden afgewacht. Op 18 juni 2009 was nog geen nader besluit gevolgd.
Het betoog faalt.
2.3.2. Met betrekking tot de gestelde verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, wordt overwogen dat het college de verlening van de bouwvergunning op 9 juli 2009 heeft gepubliceerd in het plaatselijke huis-aan-huisblad "Hoofddorpse Courant" dat binnen de gemeente Haarlemmermeer wordt verspreid. [appellant] had daarvan op die wijze kennis kunnen nemen, hetgeen temeer van hem kon worden verwacht omdat hij ervan op de hoogte was dat een besluit omtrent de aangevraagde bouwvergunning voor het bouwplan aanstaande was. Daarnaast staat vast dat het college [appellant] op 22 juli 2009 het besluit van 2 juli 2009 alsnog heeft toegezonden. Er restten [appellant] toen nog drie weken om binnen de bezwaartermijn, desnoods op nader aan te voeren gronden, bezwaar in te dienen.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat [appellant] geen feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb, op grond waarvan het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verschoonbaar moet worden geacht.
Het betoog faalt.
2.3.3. Het betoog dat de rechtbank heeft miskend dat [appellant] door het college ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld een bezwaarschrift in te dienen tegen het besluit van 14 december 2009, kan evenmin worden gevolgd. De mogelijkheid voor [appellant] om een bezwaarschrift in te dienen betrof alleen het besluit van het college van 2 juli 2009 om, onder vrijstelling van het bestemmingsplan, aan De Oude Secretarie bouwvergunning te verlenen voor het bouwplan. Het besluit op dit bezwaar is bij het besluit van 14 december 2009 genomen. Daartegen stond uitsluitend nog de mogelijkheid van beroep bij de rechtbank open. [appellant] is van dit besluit en de mogelijkheid daartegen beroep in te stellen, in kennis gesteld.
Tenslotte kan, anders dan [appellant] betoogt, artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht geen toepassing vinden, nu geen sprake is van het schenden van een vormvoorschrift door het bestuursorgaan.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2011
374-641.