ECLI:NL:RVS:2011:BP7780

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008424/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering aanlegvergunning voor voerplaten in agrarische bedrijfsvoering

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 5 juli 2010 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Oss om een aanlegvergunning te verlenen voor het aanleggen van drie voerplaten op zijn perceel in Haren. Het college had op 29 juli 2008 besloten om de vergunning te weigeren, en dit besluit werd later door het college in een bezwaarprocedure op 10 april 2009 bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de aanlegvergunning noodzakelijk was, maar [appellant] betoogde dat de voerplaten deel uitmaken van de normale agrarische bedrijfsvoering en dat hiervoor geen vergunning vereist is.

De Raad van State heeft de zaak op 21 februari 2011 behandeld. [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat en een tuin- en landschapsarchitect. De Raad overwoog dat volgens de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" het verbod op het aanleggen van oppervlakteverhardingen niet geldt voor werkzaamheden die behoren tot de normale agrarische bedrijfsvoering. De Raad concludeerde dat de voerplaten noodzakelijk zijn voor het opslaan van voer voor het eigen rundvee van [appellant], en dat deze werkzaamheden dus onder de uitzondering van de vergunningplicht vallen.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 10 april 2009 alsnog gegrond. Het besluit van 29 juli 2008 werd herroepen, en de Raad bepaalde dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

201008424/1/H1.
Datum uitspraak: 16 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Haren, gemeente Oss,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 juli 2010 in zaak nr. 09/1770 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oss.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juli 2008 heeft het college geweigerd aan [appellant] een aanlegvergunning te verlenen voor het aanleggen van drie voerplaten op het perceel [locatie] te Haren.
Bij besluit van 10 april 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2010, verzonden op 16 juli 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 23 september 2010.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2011, waar [appellant], bijgestaan door mr. W.P.N. Remie, advocaat te Tilburg, en ir. G.W.F.M. Paumen, tuin- en landschapsarchitect, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.A.M. de Wit, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de voerplaten deel uitmaken van de normale agrarische bedrijfsvoering, zodat voor het aanleggen daarvan geen aanlegvergunning is vereist.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied" rust op de in geding zijnde gronden de bestemming "Open agrarisch gebied".
Ingevolge artikel 3.1. van de planvoorschriften zijn de als zodanig op de kaart aangegeven gronden onder meer bestemd voor agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening en behoud, herstel en versterking van, onder andere, landschappelijke waarden, een en ander met bijbehorende voorzieningen en met inachtneming van de onder 3.2. opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.
Ingevolge artikel 3.2.4., aanhef en onder f, houdt dit in dat de landschappelijk waardevolle openheid zoveel mogelijk wordt gehandhaafd.
Ingevolge artikel 3.4.1., aanhef en onder a, is het verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning wegen en paden aan te leggen of andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen aan te brengen, met uitzondering van bedrijfspaden van maximaal 200 m2.
Ingevolge artikel 3.4.2., aanhef en onder d, voor zover thans van belang, geldt het in artikel 3.4.1., vervatte verbod niet voor de werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.
2.3. Uit de planvoorschriften volgt dat het verbod zonder aanlegvergunning oppervlakteverhardingen aan te leggen uitzondering vindt wanneer deze worden aangelegd ten behoeve van de normale agrarische bedrijfsuitoefening. Het agrarisch bedrijf van [appellant] betreft een rundveehouderij. Anders dan de rechtbank heeft overwogen dient onder de normale agrarische bedrijfsvoering van een rundveehouderij mede te worden begrepen het opslaan van voer ten behoeve van het eigen rundvee. Ook in het interne memo van de gemeente van 3 januari 2008 is als gangbaar aangemerkt dat een agrarisch bedrijf beschikt over enkele voerplaten. Nu aannemelijk is dat de in geding zijnde voerplaten noodzakelijk zijn voor het op verantwoorde wijze opslaan van het voer en deze de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen, als bedoeld in artikel 3.4.2., aanhef en onder d, van de planvoorschriften, is voor de aanleg daarvan geen aanlegvergunning vereist. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt mitsdien.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De overigens aangevoerde beroepsgronden behoeven geen bespreking meer. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 10 april 2009 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt wegens strijd met artikel 3.4.2., aanhef en onder d, van de planvoorschriften voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien. Het besluit van 29 juli 2008 zal worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 juli 2010 in zaak nr. 09/1770;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oss van 10 april 2009, kenmerk PBWM/A 0055;
V. herroept het besluit van 29 juli 2008, kenmerk A 0055;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oss tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: duizend tweehonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Oss aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 374,00 (zegge: driehonderdvierenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Hanrath
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2011
392.