Uitspraak
200902380/1/R2.
200902380/1/R2. Hieruit volgt dat de minister heeft kunnen afzien van het verbinden van termijnen aan de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen.
Raad van State
Op 16 maart 2011 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de zaak tussen de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels (hierna: de Vogelbescherming) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (thans: de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie). De zaak betreft de aanwijzing van het gebied Duinen Schiermonnikoog als speciale beschermingszone op basis van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn. De minister had op 26 februari 2009 het gebied aangewezen, maar de Vogelbescherming heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat zij van mening was dat de instandhoudingsdoelstellingen niet adequaat waren vastgesteld.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op zittingen op 30 november en 1 december 2010. De Vogelbescherming werd vertegenwoordigd door mr. K. Wheeler, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A.E. de Groot en mr. ing. H.D. Strookman. Tijdens de zittingen zijn ook de Waddenvereniging en It Fryske Gea gehoord. De Afdeling heeft overwogen dat de minister bij het vaststellen van de instandhoudingsdoelstellingen de landelijke staat van instandhouding van een habitattype of soort als uitgangspunt mag nemen. Dit betekent dat niet voor elk gebied waar een soort of habitattype is aangewezen, een verbeteropgave hoeft te worden geformuleerd, zelfs niet als de landelijke staat van instandhouding ongunstig is.
De Afdeling heeft geoordeeld dat de minister niet in strijd heeft gehandeld met de Vogel- en Habitatrichtlijn en dat het bestreden besluit niet in strijd met het recht is voorbereid of vastgesteld. Het beroep van de Vogelbescherming is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 16 maart 2011.