ECLI:NL:RVS:2011:BP7745

Raad van State

Datum uitspraak
7 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010257/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake revisievergunning voor opslag en productie van energetische materialen

In deze zaak heeft de Raad van State op 7 maart 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een revisievergunning die op 18 oktober 2010 door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom aan TNO Heimolen B.V. is verleend. De vergunning betreft een inrichting voor de opslag en productie van energetische materialen, met uitzondering van vuurwerk, zoals geregeld in de Wet milieubeheer. De vergunning werd ter inzage gelegd op 15 november 2010. De Stichting Buurtschap Heimolen en een andere appellante hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning, waarbij zij ook verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de verzoeken op 21 februari 2011 behandeld.

De Stichting en de andere appellante stelden dat de veiligheid onvoldoende gewaarborgd is en dat het vergunde systeem van flexibele risicoanalyses niet voldoet aan de wettelijke eisen. TNO Heimolen verzocht op zijn beurt om schorsing van bepaalde voorschriften in de vergunning, omdat deze de bedrijfsvoering zouden belemmeren. De voorzitter heeft overwogen dat de Stichting en de andere appellante belanghebbenden zijn, maar dat hun verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat zij niet aannemelijk maakten dat de vergunning de veiligheid in gevaar zou brengen. TNO Heimolen kreeg echter wel gelijk in zijn verzoek om schorsing van bepaalde voorschriften, omdat het college erkende dat deze omissies bevatten.

De uitspraak resulteerde in de schorsing van de vergunning voor de voorschriften die door TNO Heimolen waren aangevochten, terwijl het verzoek van de Stichting en de andere appellante werd afgewezen. Het college werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan TNO Heimolen, die op € 906,10 werden vastgesteld, inclusief griffierecht van € 298,00. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van vergunningen en de rol van voorlopige voorzieningen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

201010257/2/M2.
Datum uitspraak: 7 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. de stichting Stichting Buurtschap Heimolen en [appellante sub 1], gevestigd onderscheidenlijk wonend te Bergen op Zoom, en
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TNO Heimolen B.V., gevestigd te Bergen op Zoom,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2010 heeft het college aan TNO Heimolen een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een inrichting voor de opslag en productie van energetische materialen en daarvan afgeleide producten met uitzondering van vuurwerk zoals bedoeld in het Vuurwerkbesluit. Dit besluit is op 15 november 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 november 2010, en TNO Heimolen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2010, beroep ingesteld. De Stichting heeft haar beroep aangevuld bij brief van 27 december 2010. In deze brief is vermeld dat het beroep mede geacht moet worden te zijn ingediend namens [appellante sub 1]. TNO Heimolen heeft haar beroep aangevuld bij brief van 14 januari 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2010, hebben de Stichting en [appellante sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2011, heeft TNO Heimolen de voorzitter eveneens verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Door de Stichting, [appellante sub 1] en TNO Heimolen zijn nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 21 februari 2011, waar de Stichting en [appellante sub 1], vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, TNO Heimolen, vertegenwoordigd door mr. J.G. Bos, advocaat te Rotterdam, R. van Dongen en W.I. den Braber, en het college, vertegenwoordigd door J.B.J.M. Merkx, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Wabo
2.2. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om vergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend.
In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
Belanghebbendheid
2.3. TNO Heimolen stelt zich op het standpunt dat [appellante sub 1] niet is aan te merken als belanghebbende bij het bestreden besluit gelet op de afstand tussen haar woning en de inrichting. Daarnaast is volgens TNO Heimolen de Stichting niet aan te merken als belanghebbende bij het bestreden besluit, omdat haar statutaire doelstelling onvoldoende onderscheidend is en niet is gebleken dat de Stichting door middel van feitelijke werkzaamheden haar belangen behartigt.
2.3.1. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover thans van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Wanneer krachtens de Wet milieubeheer een vergunning wordt verleend, zijn naast de aanvrager onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van het in werking zijn van de inrichting kunnen worden ondervonden, belanghebbenden.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.3.2. Ter zitting heeft [appellante sub 1] onbestreden gesteld dat haar erf op een afstand van 20 meter van de grens van de inrichting is gelegen. Gelet op deze afstand is aannemelijk dat [appellante sub 1] ter plaatse van haar woning milieugevolgen van de inrichting kan ondervinden en derhalve belanghebbende bij het bestreden besluit is.
2.3.3. Blijkens artikel 2, eerste lid van de statuten van de Stichting heeft zij ten doel het behouden en het verbeteren van de natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de flora en de fauna, de kwaliteit van het milieu waaronder de lucht, de bodem en het water, veiligheid en de gezondheid van mensen en een goede ruimtelijke ordening en het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk zijn. Blijkens het tweede lid tracht zij dit doel onder meer te verwezenlijken door contact te onderhouden met de leden van Bewonerscomité Heimolen, onderzoek, bestudering en het (laten) opstellen van rapportages door deskundigen en in rechte op te treden. Blijkens het derde lid is haar werkgebied Bergen op Zoom-Zuid/Heimolen en directe omgeving.
Gelet op hetgeen in artikel 2 van de statuten is opgemerkt ziet de voorzitter vooralsnog geen aanleiding voor het oordeel dat de Stichting geen belanghebbende is bij het bestreden besluit.
Verzoek van de Stichting en [appellante sub 1]
2.4. De Stichting en [appellante sub 1] voeren aan dat het bestreden besluit de veiligheid onvoldoende waarborgt. Ter zitting is gebleken dat zij met name bezwaren hebben tegen het vergunde systeem van de zogenoemde flexibele QRA's op basis waarvan TNO Heimolen zelf de soorten en hoeveelheden explosieven mag bepalen die zij in de verschillende tot de inrichting behorende gebouwen opslaat. Dit systeem verdraagt zich volgens hen niet met artikel 6, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarin een grenswaarde is voorgeschreven van 10-6 voor het plaatsgebonden risico, omdat door toepassing van dit systeem op bepaalde momenten vanwege grote hoeveelheden opgeslagen explosieven de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico zal worden overschreden. De Stichting en [appellante sub 1] verzoeken de voorzitter een zodanige voorlopige voorziening te treffen, dat de hoeveelheden opgeslagen en bewerkte explosieven een aanvaardbaar risico voor omwonenden opleveren. Zij verzoeken de voorzitter nadrukkelijk niet om schorsing van het bestreden besluit, omdat dan de bij besluit van 8 mei 1998 voor de inrichting verleende revisievergunning zou gelden en het op basis van deze vergunning volgens hen was toegestaan om in de inrichting grote hoeveelheden explosieven op te slaan.
2.4.1. Vaststaat dat de vergunning van 8 mei 1998 toestond dat grote hoeveelheden explosieven in de inrichting werden opgeslagen en dat de veiligheid onder deze vergunning niet beter was gewaarborgd dan thans het geval is. Voorschrift 4.1.1 van de op 18 oktober 2010 verleende vergunning bepaalt dat het plaatsgebonden risico, dat veroorzaakt wordt door de activiteiten binnen de inrichting ter plaatse van de in bijlage F van de aanvraag weergegeven risicocontour, niet groter mag zijn dan 10-6 per jaar. TNO Heimolen stelt dat hieraan kan worden voldaan, omdat -zoals vergund- maximaal 200 ton explosieven in de inrichting worden opgeslagen en de samenstelling hiervan zodanig is dat de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar niet wordt overschreden. De Stichting en [appellante sub 1] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het toepassen van het systeem van flexibele QRA's betekent dat deze grenswaarde wordt overschreden. De voorzitter ziet onder de hiervoor genoemde omstandigheden geen aanleiding om in afwachting van de uitspraak in de hoofdzaak de door de Stichting en [appellante sub 1] verzochte voorlopige voorziening te treffen.
Verzoek van TNO Heimolen
2.5. TNO Heimolen verzoekt de voorzitter om schorsing van het bestreden besluit voor zover hierbij de voorschriften 10.2.1, 10.6.1 en 10.6.2 aan de vergunning zijn verbonden, omdat deze voorschriften een gevaar opleveren voor de veiligheid van de inrichting en haar omgeving. Daarnaast verzoekt TNO Heimolen om schorsing van het bestreden besluit voor zover hierbij de voorschriften 1.1.6, 5.1.6, 5.1.7, 5.1.11, 10.1.3, 10.3.2, 10.3.4, 10.3.5, 10.4.4, 10.4.8, 10.5.3, 11.1.1 en 11.1.4 aan de vergunning zijn verbonden, omdat deze voorschriften de bedrijfsvoering van TNO Heimolen onmogelijk maken.
2.5.1. Het college heeft ter zitting gedetailleerd uiteengezet dat de aan de vergunning verbonden voorschriften 10.6.1, 10.1.3, 10.3.2, 10.3.4, 10.3.5, 10.4.4, 10.4.8 en 10.5.3 omissies bevatten en dat zij aangepast moeten worden. Daarnaast heeft het college ter zitting opgemerkt dat het geen bezwaar heeft tegen schorsing van het bestreden besluit voor zover het alle door TNO Heimolen genoemde voorschriften betreft. De voorzitter ziet onder deze omstandigheden, na afweging van de betrokken belangen, aanleiding voor het treffen van de door TNO Heimolen verzochte voorlopige voorziening.
2.6. Het college heeft ter zitting desgevraagd toegezegd dat het tijdig een wijzigingsbesluit zal nemen opdat dit kan worden betrokken bij de behandeling van het beroep. In dit wijzigingsbesluit worden de voorschriften die naar het oordeel van het college aanpassing behoeven aangepast en wordt beoordeeld of andere door TNO Heimolen genoemde voorschriften aanpassing behoeven.
Proceskosten
2.7. Het college dient ten aanzien van TNO Heimolen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van de Stichting en [appellante sub 1] bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom van 18 oktober 2010, voor zover het de voorschriften 1.1.6, 5.1.6, 5.1.7, 5.1.11, 10.1.3, 10.2.1, 10.3.2, 10.3.4, 10.3.5, 10.4.4, 10.4.8, 10.5.3, 10.6.1, 10.6.2, 11.1.1 en 11.1.4 betreft;
II. wijst het verzoek van de stichting Stichting Buurtschap Heimolen en [appellante sub 1] af;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TNO Heimolen B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 906,10 (zegge: negenhonderdzes euro en tien cent), waarvan € 874,00 dient te worden toegerekend aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TNO Heimolen B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2011
375-578.