ECLI:NL:RVS:2011:BP7168

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006528/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) door de minister van Justitie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2010, waarin het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om een verklaring omtrent het gedrag (VOG) ongegrond werd verklaard. De minister van Justitie had op 14 augustus 2009 het verzoek van [appellant] om een VOG afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 10 november 2009 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat [appellant] geen belang meer had bij de afgifte van de VOG, maar [appellant] betoogde dat hij na de afwijzing alsnog in dienst kon treden bij [bedrijf] als accountmanager, waardoor hij wel degelijk belang had bij de heroverweging van het besluit.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 25 januari 2011 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de minister niet voldoende had aangetoond dat [appellant] geen belang had bij de beoordeling van zijn bezwaar. De minister had zich enkel beroepen op het niet naleven van een afspraak door [appellant] om een verklaring van de werkgever te overleggen, maar [appellant] had ook een vacatureomschrijving overgelegd waaruit bleek dat de functie nog steeds vacant was. De Afdeling concludeerde dat het bezwaar van [appellant] ontvankelijk was en dat de minister tot een heroverweging van het besluit van 14 augustus 2009 had moeten overgaan.

De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van [appellant] werd alsnog gegrond verklaard, en het besluit van de minister van Justitie van 10 november 2009 werd vernietigd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en het griffierecht werd aan hem vergoed.

Uitspraak

201006528/1/H3.
Datum uitspraak: 9 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2010 in zaak nr. 09/4255 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Justitie (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie).
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 augustus 2009 heeft de minister het verzoek van [appellant] om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) afgewezen.
Bij besluit van 10 november 2009 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2010, verzonden op 31 mei 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2010, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 januari 2011, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. M.D. Sint Nicolaas, advocaat te Den Haag, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. S.L. de Koning, werkzaam bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens is een VOG een verklaring van de minister dat uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon ingesteld, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de verklaring is gevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon. De VOG bevat geen andere mededelingen.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, weigert de minister de afgifte van een VOG, indien in de justitiële documentatie met betrekking tot de aanvrager een strafbaar feit is vermeld, dat, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving en de overige omstandigheden van het geval, aan een behoorlijke uitoefening van de taak of de bezigheden waarvoor de VOG wordt gevraagd, in de weg zal staan.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister terecht het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hij ten tijde van bezwaar geen belang meer had bij het verkrijgen van een VOG. Hiertoe voert [appellant] aan dat hij na de datum waarop hem een VOG is geweigerd aan de minister aannemelijk heeft gemaakt dat hij alsnog bij [bedrijf] in dienst kon treden in de functie van accountmanager, waardoor hij nog steeds een belang had bij een heroverweging van het besluit van 14 augustus 2009.
De minister heeft zich evenwel op het standpunt gesteld dat [appellant] door het enkel overleggen van een document niet heeft aangetoond dat de functie waarvoor hij de VOG heeft aangevraagd nog steeds vacant was, waardoor het niet ervoor kon worden gehouden dat hij na het overleggen van een VOG bij [bedrijf] in dienst kon treden.
2.2.1. Vaststaat dat [appellant] ten tijde van de aanvraag belang had bij de afgifte van een VOG, nu de aanvraag mede is ondertekend namens [bedrijf]. De Afdeling is van oordeel dat het aan de minister was om aan te tonen dat een belang van [appellant] bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar tegen het besluit van 14 augustus 2009 niet bestond. Hiertoe kon de minister niet volstaan met zich erop te beroepen dat de afspraak met [appellant] dat hij een verklaring van de werkgever zou overleggen waaruit de bereidheid bleek om hem in dienst te nemen, niet is nageleefd. Immers, [appellant] heeft ervoor gekozen om op andere wijze, met het overleggen van een vacatureomschrijving, welke was voorzien van een datum, duidelijk te maken dat de vacature nog steeds openstond. Nu niet is komen vast te staan dat een belang van [appellant] bij de beoordeling van zijn bezwaar ten tijde van het bij de rechtbank bestreden besluit ontbrak, was het bezwaar van [appellant] ontvankelijk en had de minister tot een heroverweging van het besluit van 14 augustus 2009 dienen over te gaan. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte geoordeeld dat de minister terecht het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het betoog slaagt.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog gegrond verklaren. Het besluit van 10 november 2009 komt eveneens voor vernietiging in aanmerking.
2.4. De staatssecretaris dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2010 in zaak nr. 09/4255;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de minister van Justitie van 10 november 2009, kenmerk 54200200906220001;
V. veroordeelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1763,71 (zegge: zeventienhonderddrieënzestig euro en eenenzeventig cent), waarvan € 1748,- is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 374,00 (zegge: driehonderdvierenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Van Hardeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2011
312-697.