ECLI:NL:RVS:2011:BP7113

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006819/1/T1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak bestuursrecht inzake toevoeging rechtsbijstand

In deze tussenuitspraak van de Raad van State, gedateerd 9 maart 2011, wordt het hoger beroep van [appellante] behandeld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 juni 2010. De zaak betreft een verzoek om een toevoeging voor rechtsbijstand dat door de raad voor rechtsbijstand op 26 augustus 2009 is afgewezen. De raad heeft het verzoek afgewezen op basis van de draagkracht van [appellante] en het feit dat het rechtsbelang betrekking heeft op de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf. Dit besluit werd in bezwaar op 12 november 2009 gehandhaafd.

De rechtbank heeft het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, waarop zij hoger beroep heeft ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 4 februari 2011 behandeld, waarbij partijen niet ter zitting verschenen. De Afdeling overweegt dat de raad ten onrechte heeft aangenomen dat het rechtsbelang van de aanvraag betrekking heeft op de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf. [appellante] is gedagvaard door de curator in het faillissement van D-Trade B.V. en de aanvraag om toevoeging heeft betrekking op deze dagvaarding.

De Afdeling concludeert dat het besluit van 12 november 2009 niet deugdelijk is gemotiveerd en draagt de raad op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het besluit op bezwaar aan te vullen. De einduitspraak zal later beslissen over de proceskosten en vergoeding van het griffierecht. Deze uitspraak is van belang voor de rechtsbijstandverlening en de beoordeling van de draagkracht van aanvragers.

Uitspraak

201006819/1/T1/H2.
Datum uitspraak: 9 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 juni 2010 in zaak nr. 09/5131 in het geding tussen:
[appellante]
en
de raad voor rechtsbijstand Arnhem (thans: het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2009 heeft de raad een verzoek van [appellante] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 12 november 2009 heeft de raad het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 juni 2010, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2010, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 4 februari 2011. Partijen zijn niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb), voor zover hier van belang, wordt rechtsbijstand niet verleend indien het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft.
2.2. [appellante] is op 2 juli 2009 gedagvaard door de curator in het faillissement van D-Trade B.V. (hierna: D-Trade), omdat zij heeft geweigerd de [auto] terug in de boedel van D-Trade te brengen, nadat de rechtshandeling op grond waarvan de auto door D-Trade aan [appellante] is geleverd, door de curator met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Fw was vernietigd. De curator heeft de rechtshandeling vernietigd, omdat D-Trade de auto binnen één jaar voor de faillietverklaring onverplicht heeft geleverd aan [appellante], waardoor schuldeisers van D-Trade zijn benadeeld. De aanvraag om toevoeging heeft betrekking op deze dagvaarding.
2.3. Bij besluit van 26 augustus 2009 heeft de raad het verzoek om toevoeging afgewezen, omdat de draagkracht van [appellante] de bij de wet vastgestelde financiële grenzen overschrijdt en omdat het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft.
Bij het besluit op bezwaar van 12 november 2009 heeft de raad dat besluit gehandhaafd, voor zover daaraan ten grondslag is gelegd dat het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft. Volgens de raad betreft het rechtsbelang de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf, omdat [appellante] als titulair bestuurder van D-Trade Beheer B.V. (hierna: D-Trade Beheer) de aandelen van D-Trade beheerde.
2.4. Het betoog van [appellante] dat de rechtbank heeft miskend dat de raad de aanvraag ten onrechte met toepassing van artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wrb heeft geweigerd, slaagt. De auto is geleverd aan [appellante] als privépersoon en niet als bestuurder van D-Trade Beheer. [appellante] is ook in die hoedanigheid door de curator gedagvaard. Het rechtsbelang waarop de aanvraag betrekking heeft, betreft derhalve niet de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf.
2.5. De conclusie is dat het besluit van 12 november 2009 niet op een deugdelijke motivering berust, zodat het in strijd is met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.6. De Afdeling ziet in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 49, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen het gebrek in het besluit op bezwaar van 12 november 2009 te herstellen. Daartoe dient de raad binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak alsnog te besluiten op het door [appellante] bij brief van 10 september 2009 gemaakte bezwaar dat het inkomen de bij wet vastgestelde financiële grenzen vanwege de in die brief genoemde redenen niet overschrijdt.
2.7. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt het bestuur van de raad voor rechtsbijstand op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het besluit van 12 november 2009 met inachtneming van hetgeen is overwogen onder 2.6 aan te vullen door een nieuw besluit op het bezwaar te nemen en dit besluit tevens aan de Afdeling te zenden.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2011
362-686.