ECLI:NL:RVS:2011:BP7107

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101774/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bekostiging Joodse scholengemeenschap Maimonides

In deze zaak heeft de stichting Stichting Joodse Scholengemeenschap J.B.O. een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen besluiten van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze besluiten betroffen de bekostiging van de Joodse scholengemeenschap voor mavo/havo/vwo Maimonides, die onder de werking van de Beleidsregel uitzonderingsscholen VO was gebracht. De stichting was van mening dat de berekening van de uitzonderingsbekostiging onjuist was en dat zij recht had op een hoger bedrag dan was vastgesteld. De minister had op 9 november 2010, 20 december 2010 en 20 januari 2011 besluiten genomen die de bekostiging betroffen, en de stichting vreesde dat zij onomkeerbare maatregelen zou moeten nemen als gevolg van de neerwaartse bijstelling van de rijksbekostiging.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 24 februari 2011 behandeld. De minister heeft toegezegd dat de bekostiging voor functiemix hangende bezwaar op het oude niveau zou worden gehandhaafd, waardoor de spoedeisendheid van het verzoek met betrekking tot het besluit van 20 januari 2011 kwam te vervallen. De stichting stelde dat de uitzonderingsbekostiging onjuist was vastgesteld op € 750.069,69, terwijl zij recht had op € 769.923,22. De voorzitter oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de stichting onomkeerbare maatregelen moest nemen, en dat er geen zwaarwegend belang was om de voorlopige voorziening te treffen.

Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, maar de minister werd wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de stichting, die op € 874,00 werden vastgesteld, en tot vergoeding van het griffierecht van € 302,00. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 maart 2011.

Uitspraak

201101774/1/H2.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van de stichting Stichting Joodse Scholengemeenschap J.B.O., gevestigd te Amsterdam, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoekster,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2010 heeft de minister de Joodse scholengemeenschap voor mavo/havo/vwo Maimonides, waarvan de stichting het bevoegd gezag is, onder de werking van de Beleidsregel uitzonderingsscholen VO gebracht en, voor zover hier van belang, vastgesteld dat de school bij gelijkblijvende leerlingenaantallen, in aanvulling op de reguliere bekostiging die wordt berekend op basis van het Formatiebesluit W.V.O., recht heeft op een aantal van drie formatieplaatsen.
Bij besluit van 20 december 2010 heeft de minister de bekostiging voor de scholengemeenschap voor 2011 vastgesteld.
Bij besluit van 20 januari 2011 heeft de minister de bekostiging ten behoeve van de invoering functiemix voor het jaar 2011 vastgesteld.
Tegen deze besluiten heeft de stichting bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 februari 2011, heeft de stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een reactie ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 februari 2011, waar de stichting, vertegenwoordigd door mr. I.A. Hoen, advocaat te Den Haag, en [rector] van Maimonides, en de minister, vertegenwoordigd door mr. L.G. Kok en H.E. Pechler, beiden werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek van de stichting strekt ertoe te voorkomen dat zij onomkeerbare maatregelen moet nemen vanwege de neerwaartse bijstelling van de rijksbekostiging die zij ontvangt ten behoeve van de scholengemeenschap ten gevolge van de besluiten van 9 november 2010, 20 december 2010 en 20 januari 2011, voordat op het bezwaar is beslist.
2.2. De minister heeft desgevraagd toegezegd dat hangende bezwaar de bekostiging voor functiemix zal worden gehandhaafd op het oude niveau. Voor zover het verzoek om voorlopige voorziening betrekking heeft op het besluit van 20 januari 2011, is daarmee de spoedeisendheid aan het verzoek komen te ontvallen.
2.3. Met betrekking tot de besluiten van 9 november 2010 en 20 december 2010, stelt de stichting zich op het standpunt dat de uitzonderingsbekostiging onjuist is berekend en vastgesteld op € 750.069,69. Volgens de stichting had de uitzonderingsbekostiging vastgesteld moeten worden op € 769.923,22. Gelet op het verschil tussen het bedrag waarop de stichting op jaarbasis recht meent te hebben en het bedrag dat zij op jaarbasis, in maandelijkse termijnen, zal ontvangen, is niet aannemelijk dat de stichting onomkeerbare maatregelen moet nemen hangende haar bezwaar tegen deze besluiten. Gelet hierop heeft de stichting niet een zodanig zwaarwegend en spoedeisend belang, dat de gevraagde voorlopige voorziening moet worden getroffen en vooruitgelopen moet worden op een eventueel in de bodemprocedure te geven oordeel ten principale.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Verzoekster heeft tevens verzocht de minister te veroordelen in de proceskosten. Nu de minister wat de bekostiging functiemix betreft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting alsnog in zoverre tegemoet is gekomen aan het verzoek van de stichting, dient hij op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen. Voorts wordt hij gelast de door verzoekster betaalde griffierechten te vergoeden.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af;
II. veroordeelt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot vergoeding van bij de stichting Stichting Joodse Scholengemeenschap J.B.O. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de stichting Stichting Joodse Scholengemeenschap J.B.O. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Wortmann w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011
362.