ECLI:NL:RVS:2011:BP6386

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008993/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Hoofdstraat 66 t/m 74, Zuidwolde en de gevolgen voor de privacy en bedrijfsvoering

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Hoofdstraat 66 t/m 74, Zuidwolde" dat op 24 juni 2010 door de raad van de gemeente De Wolden is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben twee appellanten, wonend en gevestigd in Zuidwolde, beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten betogen dat de bestemming "Groen" achter hun woningen te smal is en dat dit hun privacy niet voldoende waarborgt. De raad heeft echter gesteld dat de groenstrook vergelijkbaar is met die in het vorige plan en dat er geen aanleiding is om deze te verbreden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Daarnaast heeft appellante sub 2, een bedrijf, betoogd dat de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" haar bedrijfsvoering zal belemmeren. De raad heeft echter aangegeven dat het gebruik van het terrein voor laden en lossen mogelijk blijft en dat de verkeersveiligheid gewaarborgd zal worden. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het plan geen belemmeringen voor de bedrijfsactiviteiten van appellante sub 2 met zich meebrengt. De Afdeling heeft beide beroepen ongegrond verklaard, waarbij is vastgesteld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Uitspraak

201008993/1/R1.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te Zuidwolde, gemeente De Wolden,
2. [appellante sub 2], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], gevestigd te Zuidwolde, gemeente De Wolden,
en
de raad van de gemeente de Wolden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoofdstraat 66 t/m 74, Zuidwolde" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 september 2010, en [appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 september 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 1], [appellante sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2011, waar [appellante sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.T.F. van Berkel, gemachtigde, en [vennoot A], en de raad, vertegenwoordigd door mr. A.W. Wassink, advocaat te Zwolle, en J. Nijzing, werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door ing. M.M.P. Vrancken, werkzaam bij adviesbureau Vrancken, zijn verschenen.
Voorts is verschenen [belanghebbende], vertegenwoordigd door S. Fieten.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de bestemming "Centrum" voor gronden aan de Hoofdstraat, waardoor onder meer een supermarkt, commerciële ruimten en appartementen mogelijk worden gemaakt. Verder wordt tussen de gronden met die bestemming en de woning van [appellanten sub 1] aan de [locatie 1] en het agrarisch loonbedrijf [appellante sub 2] aan de [locatie 2] voorzien in de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". Voorts wordt een deel van de gronden langs de woningen aan de Braamskamp bestemd voor "Groen".
2.2. Ingevolge artikel 5.1 van het bestemmingsplan, zijn de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende erven;
b. fiets-/voetpad;
c. verblijfsgebied;
d. parkeervoorzieningen;
e. groenvoorzieningen;
f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
g. nutsvoorzieningen.
Het beroep van [appellanten sub 1]
2.3. [appellanten sub 1] betogen dat de aan de achterzijde van de Braamskamp opgenomen bestemming "Groen" een bredere strook zou moeten omvatten, waardoor hun privacy wordt verhoogd en een pleinachtige uitstraling wordt verkregen. [appellanten sub 1] voeren aan dat ook met een bredere groenstrook voldoende ruimte beschikbaar blijft voor het realiseren van parkeerplaatsen en voor het draaien van de vrachtwagens van [appellante sub 2]. Ten slotte verzoeken [appellanten sub 1] om hun zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen.
2.3.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is opgenomen om te kunnen voorzien in parkeerruimte en gelegenheid voor verkeersbewegingen en dat de voorziene groenstrook ter hoogte van de woning van [appellanten sub 1] even groot is als in het voorgaande plan. Verder heeft de raad aangegeven dat indien bij de concrete inrichting van het gebied zou blijken dat voldoende ruimte beschikbaar is voor een bredere groenstrook, hij bereid is met [appellanten sub 1] in overleg te treden over de invulling van die ruimte, doch dat hij daar in het bestemmingsplan niet op vooruit wil lopen.
2.3.2. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het niet opnemen van een bredere groenstrook ter hoogte van de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" achter de Braamskamp in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht. Daarbij wordt in aanmerking gekomen dat de in het bestemmingsplan voorziene groenstrook ter hoogte van de woning van [appellanten sub 1] een omvang heeft vergelijkbaar met die van de in het voorgaande bestemmingsplan opgenomen groenvoorziening. Dat de groenstrook, naar [appellanten sub 1] stellen, anders dan in het voorgaande plan ten onrechte aansluitend aan hun perceelsgrens is voorzien, kan daaraan niet afdoen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in het gegeven dat de groenstrook dichter naar hun perceel is voorzien, de door [appellanten sub 1] gevreesde inbreuk op hun privacy door het parkeren en de verkeersbewegingen en het verlies van uitzicht niet zodanig zullen zijn dat in een bredere groenstrook had moeten worden voorzien. De gronden met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" zijn ingevolge artikel 5.1, aanhef en onder e tevens bestemd voor groenvoorzieningen, zodat de mogelijkheid bestaat om, indien de inrichting van het terrein met deze bestemming daarvoor ruimte biedt, daarin te voorzien. De toezegging van de raad om te bezien of, indien ruimte overblijft, privaatrechtelijk geregeld zou kunnen worden dat een grotere groenstrook kan worden aangelegd, maakt niet dat [appellanten sub 1] daaraan het gerechtvaardigde vertrouwen mochten ontlenen dat in het bestemmingsplan een grotere groenstrook zou worden opgenomen. Voor zover [appellanten sub 1] hebben betoogd dat de grens van het bestemmingsplan met betrekking tot dit plandeel onjuist is gelegd, ziet de Afdeling, mede gelet op de aan de raad toekomende beleidsvrijheid, evenmin aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voor zover [appellanten sub 1] in het beroepschrift verder hebben verwezen naar de inhoud van hun zienswijze, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellanten sub 1] hebben in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit in zoverre onjuist zou zijn.
2.3.3. In hetgeen [appellanten sub 1] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellante sub 2]
2.4. [appellante sub 2] vreest dat door de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" haar bedrijfsvoering belemmerd zal worden. Daartoe voert zij aan dat zij gronden waar deze bestemming is voorzien regelmatig voor laden en lossen en voor opslag voor het bedrijf gebruikt, conform in de jaren '70 met de gemeente gemaakte afspraken, hetgeen door deze bestemming volgens haar niet meer toegestaan zal zijn. Voorts voert [appellante sub 2] aan dat door het realiseren van een parkeerterrein op deze bestemming gevaarlijke situaties zullen ontstaan voor de gebruikers, door de verkeersbewegingen van vrachtwagens en diepladers ten behoeve van haar bedrijf. Voor zover de raad heeft gesteld dat een eenrichtingsweg zal worden gerealiseerd, stelt [appellante sub 2] dat deze niet planologisch is vastgelegd en een zodanige weg de verkeersveiligheid niet garandeert. Verder stelt zij dat indien een eenrichtingsweg zou worden gerealiseerd deze haar bedrijfsvoering zal belemmeren, omdat zij genoodzaakt zou worden verkeersovertredingen te begaan door deze in beide richtingen te gebruiken.
2.4.1. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de voorziene bestemming geen belemmering voor de bedrijfsactiviteiten zal opleveren, omdat het gebruik van het terrein met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" als laad- en losplaats en aan- en uitrit voor het bedrijf mogelijk blijft. Het gebruik voor opslag was volgens de raad ook in het verleden niet toegestaan. De raad heeft gesteld dat eenrichtingswegen niet worden geregeld in het plan, maar dat bij het definitieve ontwerp van het inrichtingsplan voor het gebied met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" rekening wordt gehouden met de verkeersveiligheid en de bedrijfsvoering van [appellante sub 2].
2.4.2. Niet in geschil is dat binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" laden en lossen is toegestaan, zodat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het plan in zoverre geen belemmeringen voor [appellante sub 2] met zich brengt. Uit de door [appellante sub 2] overgelegde stukken, noch anderszins is gebleken dat opslag ten behoeve van haar bedrijf op de bedoelde gronden in het vorige bestemmingsplan was toegestaan. Ook is niet gebleken dat toezeggingen zijn gedaan waaruit zij had mogen afleiden dat de door haar beoogde opslag in onderhavig plan positief zou worden bestemd. Voor zover [appellante sub 2] betoogt dat door de voorziene inrichting van het gebied met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" de bereikbaarheid van het bedrijf in het geding komt, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" niet in de weg staat aan de bereikbaarheid van het bedrijf. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat ingevolge artikel 5.1, aanhef en onder a, van de planregels, gronden met deze bestemming bestemd zijn voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende erven. Zoals ook in de toelichting op het plan is opgenomen, zal de toegankelijkheid van het terrein van [appellante sub 2] ook in de nieuwe situatie moeten worden gewaarborgd. Bij de invulling van de gronden zal de raad de aan [appellante sub 2] gedane toezeggingen ten aanzien van de bereikbaarheid van het bedrijf nakomen. Bovendien is door Berginvest, de ontwikkelaar die tot de (her)inrichting van de gronden over zal gaan, ter zitting gegarandeerd dat de belangen van [appellante sub 2] daarbij in acht zullen worden genomen. De raad heeft zich voorts, gelet op het beperkte aantal van 5 à 6 verkeersbewegingen met vrachtwagens per dag dat ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt, in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake zal zijn van een onaanvaardbare situatie uit het oogpunt van verkeersveiligheid door het toegestane gebruik van het terrein met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het toekennen van de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" geen onevenredige belemmeringen voor de bedrijfsvoering van [appellante sub 2] met zich zal brengen.
2.5. [appellante sub 2] betoogt verder dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de in de handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) vermelde afstandsnormen, nu de appartementen zijn voorzien op korte afstand van het bedrijf. Verder stelt [appellante sub 2] dat het rapport "Onderzoek geluidsuitstraling naar de omgeving van [appellante sub 2] te Zuidwolde" van Noordelijk Akoestisch Adviesbureau (hierna: NAA) van 5 mei 2009 onjuist is, omdat enkele huisnummers zijn opgenomen die feitelijk niet bestaan. Verder wordt volgens [appellante sub 2] melding gemaakt van geluidniveaus die zijn overgenomen uit eerdere onderzoeken bij vergelijkbare bedrijven en is het laden en lossen met mobiele kranen niet aan de orde. Ten slotte verzoekt [appellante sub 2] om haar zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen.
2.5.1. De raad heeft ten aanzien van het betoog van [appellante sub 2] dat niet voldaan wordt aan de in de VNG-brochure vermelde afstanden gesteld dat de afstand van 15 meter tussen het bedrijf en de voorziene appartementen aanvaardbaar kan worden geacht. Daarbij brengt de raad naar voren dat de in de VNG-brochure opgenomen afstanden richtafstanden zijn en dat de geluidbelasting bij de nieuwe appartementen niet zodanig zal zijn dat daar niet kan worden voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, mede gelet op de grootte van het bedrijf van [appellante sub 2], de ligging van de te realiseren woningen binnen het centrumgebied en de bij de appartementen te realiseren geluidisolatie. In dat kader heeft de raad aangegeven dat in het geluidonderzoek van NAA van 5 mei 2009 mede op basis van klachten van omwonenden is uitgegaan van de feitelijke situatie ter plaatse. Geluidbelastende activiteiten in de avond- en nachtperiode zijn niet toegestaan en piekbelasting zal zich slechts beperkt voordoen.
2.5.2. De Afdeling overweegt dat de in de VNG-brochure aanbevolen afstand van 50 meter wordt bepaald door het aspect geluid. Voorts overweegt de Afdeling dat volgens vaste jurisprudentie de in de VNG-brochure aanbevolen afstanden indicatief zijn en dat afwijking hiervan in beginsel mogelijk is met dien verstande dat een afwijking voldoende dient te worden gemotiveerd en te worden afgewogen in het licht van het doel van deze normen, namelijk het voorkomen van hinder in nieuwe situaties.
2.5.3. Voor zover [appellante sub 2] betoogt dat in het geluidrapport ten onrechte enkele onjuiste huisnummers zijn opgenomen en dat melding wordt gemaakt van geluidniveaus die uit eerdere onderzoeken bij vergelijkbare bedrijven zijn overgenomen, volgt daaruit niet dat de in het geluidrapport opgenomen geluidbelasting van [appellante sub 2] op de nieuw te realiseren appartementen in zoverre als onjuist moet worden aangemerkt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat door de raad is toegelicht op welke huizen de onjuist vermelde aanduidingen zien, hetgeen reeds bestaande woningen betreft en dat door [appellante sub 2] niet is aangegeven waarom het gebruik van de bedoelde gegevens tot onjuiste resultaten heeft geleid.
In het geluidrapport is vermeld dat met name de piekbelasting hoog is, in het bijzonder in de avond- en nachtperiode. In het rapport is evenwel uitgegaan van de feitelijke situatie, mede op basis van klachten van omwonenden, en niet de situatie zoals deze is toegestaan. Zoals uit het dossier blijkt en ter zitting is toegelicht, mogen bij het bedrijf, anders dan uit de klachten naar voren is gekomen, ook vanwege de geluidbelasting van het bedrijf op bestaande woningen geen geluidbelastende activiteiten en vrachtwagenbewegingen in de avond- en nachtperiode, voor 7.00 en na 19.00 uur, plaatsvinden. Immers, niet betwist is dat de toepasselijkheid van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) met zich brengt dat in verband met de bestaande woningen aan de Wethouder Klundertstraat geen vrachtwagenbewegingen in bedoelde periode mogen plaatsvinden. Indien daarvan wel sprake zal zijn, dan zal - zo heeft de raad aangegeven - daartegen zo nodig handhavend worden opgetreden. Ter zitting is voorts gebleken dat de piekbelasting in de dagperiode met name bestaat uit 5 à 6 vrachtwagenbewegingen per dag en het gemiddeld één keer per dag wisselen van containers, en dat de overige oorzaken van piekgeluiden waaronder het binnen hameren en het gebruik van een transportkraan zich slechts enige keren in de maand voordoen. Gelet hierop en gelet op de ligging van de in het plan voorziene appartementen in het centrumgebied, alsmede de te realiseren geluidisolatie, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van de appartementen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. In hetgeen [appellante sub 2] heeft aangevoerd wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat daarvan geen sprake zal zijn.
2.6. Het betoog van [appellante sub 2] dat de in het plan voorziene bouwmogelijkheden naast het woonhuis aan de [locatie 2] hogere bebouwing toelaten dan in het vigerende plan, zodat de privacy en de lichtinval daar worden verminderd, heeft zij ter zitting ingetrokken.
2.7. Voor zover [appellante sub 2] in het beroepschrift verder heeft verwezen naar de inhoud van haar zienswijze, overweegt de Afdeling dat in de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellante sub 2] heeft in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit in zoverre onjuist zou zijn.
2.8. In hetgeen [appellante sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Wijers
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011
444.