ECLI:NL:RVS:2011:BP6359

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005856/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning voor dakbedekking en vloervernieuwing te Velp

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin hun beroep tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een bouwvergunning ongegrond werd verklaard. De aanvraag betrof het gedeeltelijk vernieuwen van de dakbedekking, het vernieuwen van een houten vloer en het vergroten van de betonvloer op een perceel te Velp. Het college van burgemeester en wethouders van Rheden had de aanvraag in eerste instantie buiten behandeling gesteld, omdat deze niet volledig was. Na bezwaar van appellanten werd de aanvraag opnieuw buiten behandeling gesteld. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geoordeeld dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten, omdat de ingediende bouwtekeningen niet overeenkwamen met de feitelijke situatie ter plaatse. Appellanten voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de aanvraag niet voldeed aan de eisen van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten. Het hoger beroep van appellanten werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201005856/1/H1.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Velp, gemeente Rheden,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) van 7 mei 2010 in zaak nr. 09/1327 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rheden (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 juli 2008 heeft het college een door [appellanten] ingediende aanvraag om verlening van bouwvergunning voor het gedeeltelijk vernieuwen van dakbedekking (aanbrengen van dakpannen in plaats van dekzeilen), het vernieuwen van een houten vloer en het vergroten van de betonvloer met 10 m2 op het perceel [locatie] te Velp, buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 3 februari 2009 heeft het het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen en de aanvraag opnieuw buiten behandeling gesteld.
Bij uitspraak van 7 mei 2010, verzonden op op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 juli 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2011, waar [appellanten] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.D. Haja, werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (hierna: Biab) verstrekt de aanvrager bij een aanvraag om een reguliere bouwvergunning de gegevens en bescheiden, bedoeld in de paragrafen 1.1 en 1.2 van hoofdstuk 1 van de bij het besluit behorende bijlage, voor zover die gegevens en bescheiden naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn om aannemelijk te maken dat het desbetreffende bouwen voldoet aan bij of krachtens de wet voor dat bouwen geldende eisen.
2.2. Het college heeft [appellanten] bij brief van 10 juni 2008 laten weten dat de door hen ingediende aanvraag niet volledig is en in de gelegenheid gesteld om de daarin vermelde gegevens en/of bescheiden binnen een gestelde termijn aan te vullen. Nadat [appellanten] nadere gegevens hadden ingediend, heeft het college de besluiten van 23 juli 2008 en 3 februari 2009 genomen, omdat op de bij de aanvraag behorende bouwtekening een bebouwd oppervlak van 220 m2, een trap, twee muurtjes en twee ondersteuningspalen als bestaand zijn weergegeven, hoewel die niet overeenkomen met de ter plaatse vergunde situatie en omdat die bouwdelen niet in de aanvraag staan.
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank, door te overwegen dat het college terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag niet met de bij de aanvraag behorende bouwtekening overeenkomt en dat de op de bij de aanvraag behorende bouwtekening aangegeven bestaande situatie niet met de ter plaatse vergunde situatie overeenkomt, heeft miskend dat uitgegaan moet worden van de feitelijke situatie ter plaatse.
2.3.1. Het college is er terecht van uitgegaan dat hetgeen na gedeeltelijke sloop in 1997 van de opslagloods voor het oprichten waarvan in 1964 bouwvergunning is verleend was overgebleven, de omvang van 4,5 bij 20 m had die de Afdeling in de uitspraak van 19 juli 2006 in zaak nr.
200508131/1heeft vastgesteld (www.raadvanstate.nl). De bebouwde oppervlakte van 220 m2, de trap, de twee muurtjes en de twee ondersteuningspalen die op de bouwtekening zijn weergegeven als bestaande situatie komen derhalve niet overeen met de in 1964 vergunde situatie. Deze zonder bouwvergunning aangebrachte bouwdelen behoorden dan ook niet tot de uitgangssituatie voor de aanvraag. Gelet hierop, is de rechtbank [appellanten] terecht niet gevolgd in het betoog dat het college, door ervan uit te gaan dat de bij de aanvraag behorende bouwtekening op A0-formaat niet met hetgeen in de aanvraag is aangegeven overeenkomt, het rechtszekerheidbeginsel heeft geschonden.
Voorts heeft zij terecht in het in beroep aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat het college ten onrechte heeft geoordeeld dat voor de beoordeling van de aanvraag duidelijke bouwkundige tekeningen nodig zijn en de ingediende stukken niet aan de in artikel 4, eerste lid, onder a, van het Biab, gestelde eisen voldoen. Het betoog faalt.
2.4. Onder deze omstandigheden wordt niet toegekomen aan hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ten aanzien van artikel 20 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en het in het geldende bestemmingsplan opgenomen overgangsrecht.
2.4.1. Hetgeen [appellanten] voor het overige in hoger beroep hebben aangevoerd, behoeft evenmin bespreking, nu dat geen betrekking heeft op de aangevallen uitspraak, dan wel een herhaling is van hetgeen zij in beroep hebben aangevoerd en zij in hoger beroep niet hebben aangevoerd, waarom de weerlegging van de desbetreffende gronden en argumenten in de aangevallen uitspraak onjuist, dan wel onvolledig is.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Oudenaller
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011
357-619.