200906655/1/R3.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de vereniging Vereniging DIJKEN AAN ZET, gevestigd te Roosendaal,
2. [appellant sub 2], wonend te Roosendaal,
3. [appellant sub 3], wonend te Roosendaal,
4. [appellant sub 4], wonend te Roosendaal,
5. [appellant sub 5], wonend te Roosendaal,
de raad van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
Bij besluit van 15 juli 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Zuidoostkwartier" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de Vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2009, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2009, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2009, [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2009, en [appellant sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2009, beroep ingesteld. [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben hun beroep aangevuld bij brieven van 18 november 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en de raad hebben hun zienswijzen daarop naar voren gebracht.
De Vereniging, [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] hebben een nader stuk ingediend.
Bij brief van 23 december 2010 heeft de raad op verzoek van de Afdeling nadere inlichtingen gegeven. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De Vereniging heeft van die gelegenheid gebruikt gemaakt.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2011, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door drs. C. van Oosten, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5], allen vertegenwoordigd door mr. H.U. van der Zee, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C.P.J.M. Vergouwen, ing. J.F.J.M. Schouwen en ing. R.G. Sibilla, allen werkzaam bij de gemeente, bijgestaan door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, en dr. R. Brink, werkzaam bij KEMA, zijn verschenen. Voorts is ter zitting verschenen het Jan Tinbergen College, vertegenwoordigd door drs. J.C. van Wettem.
2.1. Het plan voorziet in de ontwikkeling van een scholencomplex voor het voortgezet onderwijs, het Jan Tinbergen College, een sporthal, een Jeugd Zorg Onderwijscluster en een appartementencomplex. Het plangebied ligt in het oostelijke deel van Roosendaal en wordt aan de westzijde begrensd door de rijksweg A58 en aan de oostzijde door de woonwijk Kortendijk. Aan de noordzijde van het plangebied ligt het Burgemeester Godwaldtpark en aan de zuidzijde ligt de Commandokazerne. De Vereniging, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] komen op tegen de vaststelling van het gehele plan.
2.2. Ter zitting hebben [appellant sub 3] en [appellant sub 5] hun betoog dat betrekking heeft op het risico dat een calamiteit zich voordoet in het plangebied vanwege het transport van gevaarlijke stoffen op de rijksweg A58, ingetrokken.
2.3. [appellant sub 3] en [appellant sub 5] voeren aan dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de structuur van hun woonomgeving in de nabijheid van het plangebied niet door het plan wordt aangetast. Hiermee gaat de raad eraan voorbij dat ook andere ontwikkelingen in hun woonomgeving zijn voorzien. Daarnaast voeren [appellant sub 3] en [appellant sub 5] aan dat het plangebied zich niet leent voor de grootschalige ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt, vanwege de ligging ervan tussen twee woonwijken.
2.3.1. Het plan voorziet niet in veranderingen in de woonwijk van [appellant sub 3] en [appellant sub 5] zelf, de woonwijk Kortendijk, maar in veranderingen op de gronden ten westen daarvan. Op deze gronden was voorheen een sport- en evenementencomplex gevestigd. In hetgeen [appellant sub 3] en [appellant sub 5] aanvoeren ziet de Afdeling daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan de structuur van de woonomgeving van [appellant sub 3] en [appellant sub 5] aantast.
De stedenbouwkundige structuur van de onderdelen B-, C- en D-Dijken is weliswaar kleinschalig, maar het plangebied maakt volgens de raad deel uit van het 'kralensnoer' van belangrijke stedelijke voorzieningen die langs de A58 zijn gesitueerd. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ligging van het plangebied tussen twee woonwijken zich leent voor de voorziene ontwikkelingen.
Cumulatieve effecten andere ontwikkelingen
2.4. De Vereniging betoogt dat onvoldoende rekening is gehouden met het cumulatieve effect van andere voorgenomen ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied op de luchtkwaliteit, geluidhinder en verkeersveiligheid. Deze ontwikkelingen betreffen de uitbreiding van het verzorgingstehuis Bloemschevaert, de bouw van een moskee aan de Kortendijksestraat, de uitbreiding van de Commandokazerne, de bestemmingswijziging van het gebouw van Jacobs Meubelen, de uitbreiding van het Dijkcentrum en de bouwplannen naast de Commandokazerne aan de Burgemeester Schneiderlaan en de Kortendijksestraat. Voor het berekenen van de luchtkwaliteit had daarnaast ook rekening moeten worden gehouden met de realisatie van grote industriële gebieden in Roosendaal, aldus de Vereniging.
2.4.1. De raad stelt dat in de onderzoeken naar de luchtkwaliteit, geluidhinder en de verkeerssituatie vanwege de ontwikkelingen waarin het plan voorziet, rekening is gehouden met de effecten van de andere bouwplannen in de wijk Kortendijk waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden en een redelijke mate van zekerheid bestaat dat deze plannen daadwerkelijk worden gerealiseerd. Het betreft de uitbreiding van het verzorgingstehuis Bloemschevaert, de bouw van een moskee aan de Kortendijksestraat en de uitbreiding van de Commandokazerne.
Naar het oordeel van de Afdeling behoefde de raad bij de beoordeling van de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit, geluidhinder en verkeersveiligheid geen rekening te houden met de overige door de Vereniging genoemde ontwikkelingen, aangezien deze ontwikkelingen, naar de raad ter zitting heeft aangegeven, ten tijde van het bestreden besluit onvoldoende concreet waren.
2.5. De Vereniging, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] kunnen zich niet verenigen met de in het plan neergelegde keuze van de raad om een scholencomplex, Jeugd Zorg Onderwijscluster en een sporthal langs de rijksweg A58 te realiseren. Zij vrezen dat de luchtverontreiniging op deze locatie zal leiden tot negatieve gevolgen voor de gezondheid van de jeugdige gebruikers. In dit verband voeren de Vereniging, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] aan dat de grenswaarden zoals opgenomen in de Wet milieubeheer en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) in het plangebied worden overschreden, dan wel dreigen te worden overschreden, met name vanwege de verkeerstoename van de voorziene ontwikkelingen. Zij betwisten de deugdelijkheid en de uitkomsten van de uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoeken. Hiertoe hebben zij een notitie en berekeningen van de luchtkwaliteit op basis van de rekenmethode CAR overgelegd.
2.5.1. Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer kan het bestuursorgaan de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan waarvan de uitoefening gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit uitoefenen in gevallen waarin aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde.
2.5.2. In artikel 2, eerste lid, van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald dat indien de uitoefening van een bevoegdheid of toepassing van een wettelijk voorschrift betrekking heeft op een geval dat behoort tot een bij artikel 3 aangewezen categorie waarvan de locatie geheel of gedeeltelijk is of zal zijn gelegen op een afstand van:
a. minder dan 300 meter vanaf de rand van een rijksweg, of
b. minder dan 50 meter vanaf de rand van een provinciale weg,
en op die locatie sprake is van een overschrijding of dreigende overschrijding op of na het daarbij behorende tijdstip van een in voorschrift 2.1 of 4.1 van bijlage 2 van de wet opgenomen grenswaarde, die uitoefening of toepassing op een zodanige wijze plaatsvindt dat deze niet leidt tot een toename van het aantal ter plaatse verblijvende personen.
In artikel 3, eerste lid, van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) is bepaald dat als categorieën van gevallen, bedoeld in artikel 2, worden aangewezen gebouwen, geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik:
a. ten behoeve van basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen;
b. ten behoeve van kinderopvang.
c. als verzorgingstehuis, verpleegtehuis of bejaardentehuis;
d. ten behoeve van een combinatie van functies als genoemd onder a, b of c.
2.5.3. Het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" is ingevolge artikel 4, eerste lid, onder a, van de planregels onder meer bestemd voor jeugd- en kinderopvang, onderwijs en zorg en welzijn. Op de verbeelding is het plandeel op circa 35 m van de rijksweg A58 gesitueerd, zodat het Besluit gevoelige bestemming (luchtkwaliteitseisen) hierop van toepassing is.
2.5.4. Ten behoeve van het plan zijn drie onderzoeken door KEMA uitgevoerd naar de luchtkwaliteit, waarvan de resultaten zijn neergelegd in de rapporten "LK1. Luchtkwaliteitberekeningen voor Zuidoostkwartier gemeente Roosendaal" van 29 april 2008 (hierna: LK1), "LK3. Luchtkwaliteitberekeningen t.g.v. extra arbeidsplaatsen Commandokazerne in Zuidoostkwartier" van 23 oktober 2008 en "LK5. Luchtkwaliteitberekeningen voor Zuid-Oostkwartier gemeente Roosendaal Verbreding A58" van 9 maart 2009.
Volgens de rapporten leidt het plan niet tot overschrijding of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor zwevende deeltjes (PM10) en stikstofdioxide (NO2).
2.5.4.1. De berekeningen in de rapporten van KEMA zijn uitgevoerd op basis van de rekenmethode Stacks+. De Vereniging, Van Laarhoeven, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] betogen dat in de berekeningen gebruik is gemaakt van een aantal onjuiste dan wel onbekende invoergegevens. Het gehanteerde rekenmodel Stacks+ had volgens hen daarom niet gebruikt mogen worden in deze situatie, waarin een snelweg een stedelijk gebied doorkruist.
In dit verband stellen zij dat uit de rapporten niet kan worden afgeleid of daarin gebruik is gemaakt van een zogenoemde ruwheidsfactor, waarmee de invloed van de bebouwing langs de snelweg op de luchtkwaliteit kan worden berekend. Voorts voeren zij aan dat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van de meest recente achtergrondconcentraties en emissiefactoren. Daarnaast is in de luchtkwaliteitsrapporten uitgegaan van wegtype 1 als kwalificatie van de rijksweg A58, terwijl deze weg dient te worden gekwalificeerd als wegtype 2. Verder is in de rapporten ten onrechte uitgegaan van een snelheid van 100 km/uur van het verkeer op de rijksweg A58. Er is geen rekening gehouden met de wisselende snelheid van het verkeer of het voorkomen van files ter hoogte van het plangebied. Zij wijzen erop dat het verkeer dat in een file staat een hogere emissiefactor heeft. Daarnaast voeren zij aan dat is uitgegaan van te lage verkeersintensiteiten op de rijksweg A58. In plaats van uit te gaan van de verkeersintensiteiten in 2020 en dan terug te rekenen, had de raad van actuele tellingen uit 2009 moeten uitgaan en die moeten verhogen met groeipercentages. Daarnaast is in de onderzoeksrapporten noch in het verkeersonderzoek dat ten behoeve van het plan is opgesteld, de verkeerstoename vanwege de in het plan voorziene ontwikkelingen weergegeven. Bovendien is in de luchtkwaliteitsonderzoeken geen rekening gehouden met het verkeer op de Commandobaan. Een berekening van de luchtkwaliteit volgens rekenmethode CAR met de juiste uitgangspunten leidt volgens de Vereniging, Van Laarhoeven, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] tot een aanzienlijk hogere emissie dan in de luchtkwaliteitsrapporten is berekend.
2.5.4.2. Uit de door KEMA overgelegde zogeheten "journaalfiles" die behoren bij de luchtkwaliteitsrapporten volgt dat daarin rekening is gehouden met een ruwheidsfactor.
2.5.4.3. De luchtkwaliteitsrapporten dateren van vóór de bijstelling van de emissiefactoren in april 2009, zodat in de rapporten geen rekening kon worden gehouden met deze bijstelling. KEMA heeft in een notitie bij de brief van 23 december 2010 van de raad (hierna: de notitie van KEMA) toegelicht dat de emissiefactoren uit 2008 weliswaar lager zijn dan de emissiefactoren uit 2009, maar dat de afname van de achtergrondconcentraties zorgt voor een compenserend effect. Hierdoor is er, ook indien wordt gerekend met de achtergrondconcentraties en de emissiefactoren uit 2009 en uit 2010, geen overschrijding of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit in het plangebied.
2.5.4.4. Naar namens KEMA onweersproken is gesteld, is de kwalificering van de rijksweg A58 als wegtype 2 een kwalificering die wordt gebruikt voor snelwegen in het rekenmodel CAR. In het rekenmodel Stacks+ staat wegtype 1 voor een snelweg. Van een onjuist ingevoerd wegtype is dan ook geen sprake.
2.5.4.5. In de notitie van KEMA is toegelicht dat het gebruikelijk is om in luchtkwaliteitsonderzoeken uit te gaan van de maximumsnelheid op snelwegen. Deze snelheid bedraagt op de rijksweg A58 ter plaatse van het plangebied 100 kilometer per uur. Deze snelheid is volgens KEMA representatief en bovendien een conservatieve aanname, want de emissies op snelwegen nemen af met afnemende snelheid. Met stoppend en startend verkeer, dat een hogere emissie heeft dan doorgaand verkeer, dient op een snelweg alleen te worden gerekend voor zover er files voorkomen. Bij de berekening van de luchtkwaliteit wordt dan gebruik gemaakt van aparte emissiefactoren. Deze emissiefactoren zijn ongeveer 50% hoger dan de emissiefactoren die behoren bij doorgaand verkeer. Uit berekeningen van KEMA van de luchtkwaliteit, waarbij is uitgegaan van de situatie dat 10%, dan wel 50% van het verkeer op de rijksweg A58 in file rijdt, volgt dat de geldende grenswaarden van de luchtkwaliteit niet worden overschreden of dreigen te worden overschreden.
2.5.4.6. Volgens een opgave van Rijkswaterstaat Noord-Brabant bedraagt de werkdaggemiddelde intensiteit op de rijksweg A58 in 2009 64.046 verkeersbewegingen per etmaal. Omgerekend naar de weekdaggemiddelde intensiteit bedraagt de verkeersintensiteit volgens het deskundigenbericht 57.640 motorvoertuigen per etmaal. De conclusie van het deskundigenbericht is dat het in de luchtkwaliteitsrapporten teruggerekende aantal van 58.471 motorvoertuigen per etmaal een realistisch aantal is.
Daarnaast is in paragraaf 2.1 van het rapport LK1 vermeld dat bij de modelberekeningen is uitgegaan van de ontwikkelingen die in dit plan zijn voorzien. Op deze toekomstige situatie zijn de verkeersgegevens gebaseerd. Hieruit volgt volgens het deskundigenbericht dat in het onderzoek rekening is gehouden met de verkeerstoename vanwege de voorziene ontwikkelingen in het plangebied.
De Vereniging, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben gelet op het vorenstaande niet aannemelijk gemaakt dat de luchtkwaliteitsrapporten zijn gebaseerd op te lage verkeersintensiteiten.
2.5.4.7. Volgens de notitie van KEMA, en zoals ter zitting namens KEMA is toegelicht, is in de luchtkwaliteitsrapporten rekening gehouden met het verkeer op de Commandobaan. Zij wijst erop dat bron 20 in bijlage B van het rapport LK1 het verkeer op de Commandobaan weergeeft.
2.5.4.8. Gelet op het vorenstaande hebben de Vereniging, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] niet aannemelijk gemaakt dat in het gehanteerde rekenmodel Stacks+ in zoverre gebruik is gemaakt van onjuiste dan wel onbekende invoergegevens. Aan de berekeningen van de Vereniging aan de hand van het rekenmodel CAR kan dan ook voorbij worden gegaan. De raad heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de geldende grenswaarden van de luchtkwaliteit niet worden overschreden of dreigen te worden overschreden in het plangebied.
2.5.5. [appellant sub 4] voert voorts aan dat de luchtkwaliteit ter plaatse van zijn woning aan de [locatie] nabij het plangebied zal verslechteren vanwege de verkeerstoename die de voorziene ontwikkelingen met zich brengen en vanwege de uitvoering van het kruispunt Burgemeester Schneiderlaan-Takspui/Parabaan met een verkeersregelinstallatie.
2.5.5.1. Volgens de notitie van KEMA, en zoals ter zitting namens KEMA is toegelicht, is onder meer de luchtkwaliteit berekend langs de Parabaan, ter plaatse van de woning van [appellant sub 4]. In de onderzoeken wordt geconcludeerd dat het plan niet zal leiden tot een overschrijding of een dreigende overschrijding van de geldende normen voor de luchtkwaliteit. [appellant sub 4] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie voor de luchtkwaliteit ter plaatse van zijn woning onjuist is.
2.5.6. Voorts betogen [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] dat de luchtkwaliteit in het plangebied als gevolg van de in het plan voorziene ontwikkelingen onvoldoende is omdat alleen aan de geldende normen voor de luchtkwaliteit kan worden voldaan door het treffen van maatregelen. Daarrnaast voeren de Vereniging, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] aan dat ook indien wordt voldaan aan de wettelijke normen een belangenafweging moet plaatsvinden. Uit reacties van diverse instanties blijkt dat de realisatie van een school op korte afstand van een snelweg onverantwoord is.
2.5.6.1. Anders dan [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] stellen, volgt uit de luchtkwaliteitsonderzoeken dat ook zonder het treffen van maatregelen er geen overschrijding of een dreigende overschrijding van de geldende grenswaarden voor de luchtkwaliteit zal zijn. Het betoog mist in zoverre feitelijke grondslag. De maatregelen waarop zij doelen, zijn maatregelen die de raad wil treffen om een extra bijdrage te kunnen leveren aan het verbeteren van de luchtkwaliteit binnen het plangebied.
2.5.6.2. Nu uit de luchtkwaliteitsonderzoeken volgt dat aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit wordt voldaan, bestond er in zoverre geen aanleiding voor een belangenafweging door de raad.
Verkeersveiligheid en bereikbaarheid de buurt C-dijken
2.6. De Vereniging, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] vrezen dat de verkeersveiligheid in het geding komt door de gecompliceerde verkeerscirculatie in het plangebied. [appellant sub 3] en [appellant sub 5] vrezen voorts voor verkeersoverlast en voor een verminderde bereikbaarheid van hun buurt C-dijken vanwege de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. In dit verband betogen zij dat het afsluiten van het noordelijke deel van het Takspui negatieve gevolgen heeft voor de doorstroming van het verkeer van en naar de wijk. Daarnaast voeren zij aan dat geen alternatieve ontsluitingsroute aanwezig is voor de buurt als een ongeval zich voordoet op het kruispunt Burgemeester Schneiderlaan-Takspui/Parabaan.
2.6.1. Volgens de raad volgt uit de verkeersonderzoeken die aan het plan ten grondslag liggen, dat de verkeersveiligheid is gewaarborgd en dat sprake zal zijn van een adequate verkeersafwikkeling. Daarnaast brengt de raad naar voren dat een calamiteitenontsluiting zal worden gerealiseerd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeer'.
2.6.2. De buurt C-dijken wordt aan één zijde ontsloten via het Takspui. In de huidige situatie sluit het Takspui aan op de Burgemeester Schneiderlaan aan de zuidwestzijde en op de Beethovenlaan aan de noordzijde. De laatstgenoemde route wordt met name gebruikt om snel de rijksweg A58 te bereiken. In het plan is aan het gedeelte van het Takspui ten noorden van de C-dijk de bestemming "Wonen-4" en de aanduiding 'Specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' toegekend. Hierdoor zal de functie van het Takspui als ontsluitingsroute naar onder meer de rijksweg A58 komen te vervallen. De buurt C-dijken zal dan via het kruispunt Burgemeester Schneiderlaan-Takspui/Parabaan worden ontsloten. De rijksweg A58 is in die situatie te bereiken via de Parabaan en de Commandolaan of via de bestaande ontsluitingstructuur aan de westzijde van de rijksweg A58.
2.6.3. Ten behoeve van het plan zijn twee verkeersonderzoeken uitgevoerd door het onderzoeksbureau Goudappel Coffeng, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport "VK1. Verkeersonderzoek Ruimtelijke ontwikkeling Kortendijk" van 2 november 2007 (hierna: VK1) en het rapport "VK2. Aanvullend verkeersonderzoek Ruimtelijke ontwikkeling Kortendijk" van 2 december 2008 (hierna: VK2).
In de rapporten zijn de verkeerseffecten inzichtelijk gemaakt die de realisatie van dit plan, van het verzorgingstehuis Bloemschevaert en van een moskee aan de Kortendijksestraat met zich brengen. Daarnaast is in het rapport VK2 rekening gehouden met een uitbreiding van de Commandokazerne met 60 arbeidsplaatsen. In het rapport VK1 is vermeld dat als gevolg van de voorziene ontwikkelingen de etmaalintensiteiten op de Burgemeester Schneiderlaan en de Parabaan zullen toenemen. Door de afsluiting van het Takspui in noordelijke richting, zullen de verkeersintensiteiten op deze weg verminderen. Uit het rapport VK2 volgt dat het verkeer, waaronder begrepen het fietsverkeer, goed kan worden afgewikkeld als het kruispunt Burgemeester Schneiderlaan-Takspui/Parabaan wordt uitgevoerd met een verkeersregelinstallatie. Daarbij wordt uitgegaan van 'gekoppeld' groen voor de fietsoversteek op de zuidelijke en oostelijke tak van het kruispunt, waardoor het voor fietsers mogelijk is om in één keer zowel de zuidelijke als oostelijke tak over te steken.
2.6.4. Op basis van de rapporten is in het deskundigenbericht geconcludeerd dat de verkeersafname op de Takspui positieve gevolgen zal hebben voor de verkeersveiligheid in het plangebied. In combinatie met de aanleg van een verkeersregelinstallatie op de kruising Burgemeester Schneiderlaan-Takspui/Parabaan zal volgens het deskundigenbericht sprake zijn van een verbetering van de verkeersveiligheid van de scholieren. De Vereniging, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie onjuist is.
2.6.5. Hoewel niet valt te ontkennen dat de ontsluiting van de buurt C-dijken door het afsluiten van de Takspui in noordelijke richting zal leiden tot een verminderde bereikbaarheid van de buurt C-dijken en mogelijk tot een verminderde doorstroming van het verkeer van en naar de wijk bij congestie op de Burgemeester Schneiderlaan, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de afsluiting van het Takspui en de verkeerstoename op de Burgemeester Schneiderlaan zullen leiden tot onaanvaardbare negatieve verkeersgevolgen voor het verkeer van en naar dit deel van de wijk. Hiertoe wordt overwogen dat uit de verkeersonderzoeken volgt dat geen verkeersproblemen zijn te verwachten vanwege de voorziene ontwikkelingen in het plangebied als het kruispunt Burgemeester Schneiderlaan-Takspui/Parabaan wordt uitgevoerd met een verkeersregelinstallatie. Daarnaast voorziet het plan in een ontsluiting van de Takspui in noordelijke richting voor langzaam verkeer, die in geval van een calamiteit op het kruispunt als extra ontsluiting voor dit deel van de wijk kan dienen.
2.7. [appellant sub 4] vreest voor trillinghinder als gevolg van de verkeerstoename op de wegen die langs zijn woning [locatie] liggen. Hierdoor kan volgens hem schade ontstaan aan zijn woning, die niet onderheid is. [appellant sub 4] stelt dat enkele jaren geleden brand is ontstaan vanwege trillinghinder.
2.7.1. Volgens de raad zal het plan niet leiden tot trillinghinder, dan wel tot meer trillinghinder, dan thans het geval is bij de woning [locatie].
2.7.2. Bij het onderzoek ter plaatse is geconstateerd dat enkele boeidelen aan de woning van [appellant sub 4] zijn vervormd, maar deze schade zou volgens het deskundigenbericht ook kunnen zijn ontstaan door het gegeven dat de woning niet onderheid en derhalve enigszins aan het verzakken is.
Volgens de opsteller van de akoestische rapporten Regionale Milieudienst West-Brabant (hierna: RMD) zullen de verkeersintensiteiten op het maatgevende deel van de Burgemeester Schneiderlaan afnemen. Daarnaast is de verkeerstoename op het maatgevende deel van de Parabaan gering en bedraagt de afstand van de wegas van de dichtstbijzijnde rijstroken van de Parabaan tot aan de woning [locatie] circa 55 m.
Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van de woning van [appellant sub 4] geen onaanvaardbare trillinghinder zal ontstaan vanwege de verkeerstoename op de wegen langs zijn woning.
2.8. De Vereniging betoogt dat niet is voorzien in voldoende parkeergelegenheid in het plangebied. Volgens de Vereniging bestaat meer behoefte aan parkeergelegenheid dan is berekend. [appellant sub 3] en [appellant sub 5] vrezen voor parkeeroverlast in hun buurt C-dijken ten gevolge van het plan.
2.8.1. In paragraaf 4.4.4 van de plantoelichting is vermeld dat de gehanteerde parkeernormen zijn gebaseerd op de landelijke normen van het CROW, kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte, in de CROW-publicatie 182. Aan de hand van deze normen is voor alle functies in het plangebied de gewenste parkeercapaciteit bepaald. Als geen rekening wordt gehouden met het dubbelgebruik van parkeerplaatsen, is behoefte aan 339 parkeerplaatsen. De aanwezige functies in het plangebied worden grotendeels niet gelijktijdig gebruikt. Dit vertaalt zich per functie in zogenaamde 'aanwezigheidspercentages'. Dubbelgebruik van de parkeerplaatsen voor de bewoners van het appartementencomplex is niet wenselijk, aldus de plantoelichting. Daarom worden deze parkeerplaatsen volledig in het bouwplan van het appartementencomplex geïntegreerd. De 18 bezoekersplaatsen kunnen wel in de openbare ruimte worden ondergebracht. Door de parkeervraag per afzonderlijke functie te vermenigvuldigen met de aanwezigheidspercentages is de maximale parkeervraag voor het plangebied inzichtelijk gemaakt. De zaterdagmiddag is met een behoefte aan 186 parkeerplaatsen het piekmoment. Binnen het plangebied worden 233 parkeerplaatsen gerealiseerd. Aan de parkeerbehoefte kan dan ook ruimschoots worden voldaan, aldus de plantoelichting. Volgens de raad behoeft daarom niet te worden gevreesd voor parkeeroverlast vanwege het plan in de buurt C-dijken.
2.8.2. Aan de gronden binnen het plangebied zijn de bestemmingen "Groen", "Maatschappelijk", "Verkeer" en "Wonen-4" met de aanduiding 'parkeergarage' toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder f, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor onder meer parkeervoorzieningen.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder d, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor onder meer parkeervoorzieningen.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, aanhef en onder d, zijn de voor "Verkeer" aangewezen gronden bestemd voor parkeervoorzieningen.
Ingevolge artikel 7, lid 7.1, aanhef en onder b, zijn de voor "Wonen-4" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage" tevens bestemd voor een parkeergarage.
2.8.3. In de niet nader onderbouwde stelling van de Vereniging dat een grotere parkeerbehoefte bestaat dan is berekend, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat aan de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen die in de plantoelichting is weergegeven gebreken of tekortkomingen kleven. De raad is daarom op goede gronden uitgegaan van de berekende parkeerbehoefte van 186 parkeerplaatsen in het openbare gebied, uitgaande van de CROW-normen en rekening houdend met het dubbelgebruik van de parkeerplaatsen. Daarbij heeft de raad in redelijkheid geen rekening behoeven te houden met de parkeerbehoefte vanwege het appartementencomplex, aangezien in het plan is voorzien in een parkeergarage.
Nu in de planregels is voorzien in de aanleg van parkeervoorzieningen binnen het gehele plangebied, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende ruimte aanwezig is voor de aanleg van de voorgenomen 233 parkeerplaatsen. Voor de vrees van [appellant sub 3] en [appellant sub 5] dat het plan desondanks tot parkeeroverlast zal leiden in de buurt C-dijken ziet de Afdeling geen aanleiding.
Financiële uitvoerbaarheid
2.9. De Vereniging betoogt dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende is onderbouwd.
2.9.1. In paragraaf 6 van de plantoelichting is vermeld dat de plaatselijke woningcorporatie een appartementencomplex van 60 appartementen en een Jeugd Zorg Onderwijscentrum zal ontwikkelen. Daarnaast zal het schoolbestuur van het Jan Tinbergen College een nieuw schoolgebouw en een sporthal realiseren. Het gemeentebestuur draagt zorg voor de inrichting van het openbare gebied inclusief de bijbehorende parkeerplaatsen. De bijbehorende grondexploitatie sluit op een tekort van circa 1,2 miljoen euro. Dit voorlopig tekort is volgens de plantoelichting afgedekt door een voorziening tot hetzelfde bedrag, dat is onttrokken aan de bestemmingsreserve grondexploitaties. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de financiële uitvoerbaarheid onvoldoende is onderbouwd.
Geluidbelasting woning [locatie]
2.10. [appellant sub 4] betoogt dat hij geluidsoverlast zal ondervinden in zijn woning aan de [locatie] door de verkeerstoename van 3.000 verkeersbewegingen per etmaal vanwege de realisatie van het plan.
2.10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de voorziene ontwikkelingen geen geluidsoverlast tot gevolg hebben.
2.10.2. Namens de raad heeft RMD in een notitie van 5 juli 2010 verduidelijkt dat de verkeersintensiteiten op het maatgevende deel van de Burgemeester Schneiderlaan niet zullen toenemen als het kruispunt met de Takspui/Parabaan van een verkeersregelinstallatie wordt voorzien. Het plan staat daaraan niet in de weg. Ter plaatse van de maatgevende gevel van de woning [locatie] neemt de geluidbelasting vanwege de Parabaan in het jaar 2020 met maximaal 8 dB toe. De geluidbelasting in 2020 vanwege de Parabaan bedraagt op de woning [locatie] maximaal 44 dB (na aftrek conform artikel 110g van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh)). Nu de voorkeursgrenswaarde van de Wgh niet wordt overschreden, is er volgens de notitie geen sprake van een reconstructie in de zin van deze wet. Aan de in de Wgh opgenomen normen wordt derhalve voldaan.
[appellant sub 4] heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie onjuist is.
Geluidbelasting voor het overige
2.11. De Vereniging betoogt dat de waarden voor de geluidbelasting worden overschreden ter plaatse van het voorziene schoolgebouw, het appartementencomplex en het Jeugd Zorg Onderwijscluster vanwege het wegverkeer op de rijksweg A58 en de Commandobaan. Volgens de Vereniging is de geluidbelasting op onjuiste wijze berekend. Uit de omstandigheid dat alleen aan de geldende normen voor de geluidbelasting kan worden voldaan door het treffen van maatregelen volgt volgens [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 5] dat het plangebied niet geschikt is voor het verblijf van grote groepen mensen.
2.11.1. De raad brengt naar voren dat een besluit tot het verlenen van hogere grenswaarden is genomen voor die delen van de gevels van het appartementencomplex, het scholencomplex en het Jeugd Zorg Onderwijscluster waar de voorkeursgrenswaarden als bedoeld in de Wgh worden overschreden maar de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting niet. Daarnaast zal een aantal gevels waar de hoogst toelaatbare geluidbelasting wel wordt overschreden als dove gevel als bedoeld in de Wgh worden uitgevoerd. Volgens de raad wordt met deze maatregelen voldaan aan de normen van de Wgh.
2.11.2. In de notitie van RMD van 5 juli 2010 is toegelicht dat de hogere waarden zijn aangevraagd voor een situatie waarbij geen overdracht- en bronmaatregelen worden getroffen. Het betoog van de Vereniging voor zover dat betrekking heeft op deze maatregelen mist in zoverre feitelijke grondslag.
2.11.3. Het plangebied ligt binnen de zone van een weg als bedoeld in artikel 74 van de Wgh.
Ingevolge artikel 1 van de Wgh wordt onder gevel verstaan: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.
Ingevolge artikel 1b, vijfde lid, wordt in afwijking van artikel 1 onder een gevel in de zin van de Wgh en de daarop berustende bepalingen niet verstaan:
a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB (hierna: dove gevel),
b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
Ingevolge artikel 76, eerste lid, van de Wgh worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.
De toegelaten geluidbelasting bedraagt 48 dB ter plaatse van de gevels van het appartementencomplex, de scholengemeenschap en het Jeugd Zorg Onderwijscluster.
2.11.4. Op 7 juli 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders een besluit tot het verlenen van hogere waarden genomen met betrekking tot gevels van het appartementencomplex, het scholencomplex en het Jeugd Zorg Onderwijscluster. Volgens het besluit zal een aantal gevels van deze gebouwen worden uitgevoerd als een zogenoemde dove gevel, voor zover deze gevels een geluidbelasting ondervinden die hoger is dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting waarvoor bij besluit een hogere waarde kan worden verleend. Deze gevels zijn weergegeven in de figuren 1 tot en met 3 van de bij de beschikking hogere waarde Wet geluidhinder van 7 juli 2009 behorende aanvraag. Door de uitvoering als dove gevels zijn ingevolge artikel 1b, vijfde lid, van de Wgh, de normen uit de Wgh op deze gevels niet van toepassing.
2.11.5. In artikel 7, lid 7.2.2, onder e, van de planregels bij de bestemming "Wonen - 4" is bepaald dat de gevels langs de noordgrens en noordwestgrens van het bouwvlak worden uitgevoerd als dove gevel. Volgens figuur 1 van de bij de beschikking hogere waarde Wet geluidhinder van 7 juli 2009 behorende aanvraag dienen ook de gevels aan de westgrens van voornoemd bouwvlak te worden uitgevoerd als dove gevel. In de planregels bij de bestemming "Maatschappelijk" zijn helemaal geen voorwaarden opgenomen over de uitvoering van de gevels langs het bouwvlak als dove gevels overeenkomstig voornoemde beschikking.
2.11.6. Om artikel 1b, vijfde lid, van de Wgh van toepassing te laten zijn, dient de uitvoering als dove gevel te zijn gewaarborgd door vastlegging hiervan in het bestemmingsplan. Nu in dit plan deze wijze van uitvoering van de gevels van het appartementencomplex slechts gedeeltelijk is gewaarborgd, en van de gevels van het scholencomplex en het Jeugd Zorg Onderwijscluster in het geheel niet, waarborgt dit plan de uitvoering van deze gebouwen met dove gevels niet. Dit betekent dat ingevolge artikel 76, eerste lid, van de Wgh bij de vaststelling van het plan ook ten aanzien van deze gevels de voorkeursgrenswaarden van 48 dB in acht moesten worden genomen. Uit het akoestisch onderzoek "GL1. Akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting t.p.v. geluidgevoelige bestemmingen op het Leijsdreamterrein Roosendaal" van RMD van juni 2008 volgt dat hieraan niet kan worden voldaan. Het plan is in zoverre vastgesteld in strijd met artikel 76, eerste lid, van de Wgh.
2.12. Hetgeen [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] hebben aangevoerd, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Gelet op 2.11.6 is de Afdeling van oordeel dat het plan, voor zover het betreft artikel 7, lid 7.2.2, onder e, van de planregels bij de bestemming "Wonen-4", en voor zover daarin niet is voorzien in de uitvoering van de gevels binnen het bouwvlak van de bestemming "Maatschappelijk" als dove gevel, voor zover het betreft de gevels aan de noordoostgrens, de noordwestgrens en de westgrens van dat bouwvlak met de aanduiding 'maximale bouwhoogte 11', en de gevels aan de noordgrens, de westgrens en de zuidgrens van dat bouwvlak met de aanduiding 'maximale bouwhoogte 17', is vastgesteld in strijd met artikel 76, eerste lid, van de Wgh. Het beroep van de Vereniging is in zoverre gegrond, zodat het bestreden besluit op dit punt dient te worden vernietigd.
De Afdeling ziet in dit geval aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht een planregel vast te stellen over de uitvoering van de gevels als dove gevels overeenkomstig de figuren 1 tot en met 3 van de bij de beschikking hogere waarde Wet geluidhinder van 7 juli 2009 behorende aanvraag en te bepalen dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat derdebelanghebbenden daardoor in hun belangen worden geschaad, nu de bij het plan betrokken partijen die zich hebben gemeld in deze procedure ter zitting zijn verschenen en geen bezwaren tegen de uitvoering van de gebouwen met dove gevels, waarvoor gedeeltelijk al een onherroepelijke bouwvergunning is verleend, kenbaar hebben gemaakt.
Hetgeen de Vereniging voor het overige heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Evenmin wordt hierin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.13. De raad dient ten aanzien van de Vereniging op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van de vereniging Vereniging DIJKEN AAN ZET gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Roosendaal van 15 juli 2009 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Zuidoostkwartier", voor zover het betreft artikel 7, lid 7.2.2, onder e, van de planregels en voor zover daarin niet is voorzien in de uitvoering van gevels binnen het bouwvlak van de bestemming "Maatschappelijk" als dove gevels;
III. bepaalt dat artikel 7, lid 7.2.2, onder e, van de planregels als volgt komt te luiden: "de gevels aan de noordgrens, de noordwestgrens en de westgrens van het bouwvlak worden uitgevoerd als dove gevels."
bepaalt dat in de planregels in artikel 4, lid 4.2.2, achter onderdeel e de punt wordt vervangen door een puntkomma en een nieuw onderdeel f wordt opgenomen dat als volgt komt te luiden: "de gevels aan de noordoostgrens, de noordwestgrens en de westgrens van het bouwvlak met de aanduiding 'maximale bouwhoogte 11', en de gevels aan de noordgrens, de westgrens en de zuidgrens van het bouwvlak met de aanduiding 'maximale bouwhoogte 17' worden uitgevoerd als dove gevels."
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit voor zover dat is vernietigd;
V. verklaart de beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 5] ongegrond;
VI. veroordeelt de raad van de gemeente Roosendaal tot vergoeding van bij de vereniging Vereniging DIJKEN AAN ZET in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 667,51 (zegge: zeshonderdzevenenzestig euro en eenenvijftig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VII. gelast dat de raad van de gemeente Roosendaal aan de vereniging Vereniging DIJKEN AAN ZET het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. E. Helder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011