ECLI:NL:RVS:2011:BP6326

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007271/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • M.M. van der Smissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van de Nelissenhofweg aan het openbaar verkeer in Weert

In deze zaak gaat het om de onttrekking van de Nelissenhofweg te Weert aan het openbaar verkeer, zoals besloten door de raad van de gemeente Weert op 4 november 2009. Dit besluit werd voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. De rechtbank Roermond verklaarde het beroep van de appellant tegen dit besluit ongegrond op 16 juni 2010. De appellant, woonachtig nabij de Nelissenhofweg, heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij betoogde dat de verkeershinder door de afsluiting van de weg onacceptabel zou toenemen. Hij voerde aan dat het verkeersonderzoek dat door DHV B.V. was uitgevoerd, onzorgvuldig en onvolledig was, en dat de verkeersstromen niet goed in kaart waren gebracht.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 2 februari 2011. De raad van de gemeente Weert heeft in zijn verdediging gesteld dat de onttrekking van de Nelissenhofweg noodzakelijk was voor de uitbreiding van de Koninklijke Militaire School (KMS). De raad stelde dat de weg niet als openbare weg kon blijven bestaan, omdat deze op kazerneterrein zou komen te liggen. De appellant voerde aan dat de verkeershinder door de afsluiting van de Nelissenhofweg zou toenemen, vooral door de verplaatsing van de ingang van de KMS.

De Raad van State oordeelde dat de bevoegdheid van de raad om een weg onttrekken aan het openbaar verkeer discretionair is en dat de rechter moet beoordelen of er strijd is met wettelijke voorschriften of dat er sprake is van onevenwichtigheid in de belangenafweging. De Raad concludeerde dat het verkeersonderzoek van DHV B.V. niet onzorgvuldig was en dat de raad in redelijkheid had kunnen besluiten om de Nelissenhofweg aan het openbaar verkeer te onttrekken. Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

201007271/1/H3.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 16 juni 2010 in zaak nr. 10/4 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Weert.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 november 2009, voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure, heeft de raad de Nelissenhofweg te Weert onttrokken aan het openbaar verkeer.
Bij uitspraak van 16 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 juli 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 augustus 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De minister van Defensie, derde belanghebbende, heeft een reactie ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 februari 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door W. Gootzen en R. van Ekeren, beiden werkzaam bij de gemeente, en de minister, vertegenwoordigd door mr. A.J. van Heusden en B. Versaevel, beiden werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet kan een weg, niet behorende tot de in artikel 8 bedoelde, worden onttrokken aan het openbaar verkeer bij een besluit van de raad van de gemeente, waarin de weg is gelegen.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, heeft iedere belanghebbende bij een weg, niet behorende tot de in artikel 8 bedoelde, het recht aan de raad van de gemeente toepassing van artikel 9 te verzoeken.
2.2. De raad heeft besloten om de Nelissenhofweg aan het openbaar verkeer te onttrekken in verband met de voorgenomen uitbreiding van de Koninklijke Militaire School (hierna: KMS). De uitbreiding kan volgens de raad enkel worden gerealiseerd als het tegenover de KMS gelegen terrein en de gebouwen van het Bisschoppelijk College worden aangekocht. Het Bisschoppelijk College zal verhuizen naar elders in Weert. Als gevolg van de uitbreiding komt de Nelissenhofweg op kazerneterrein te liggen, waardoor de weg niet als openbare weg in stand kan blijven, aldus de raad.
2.3. [appellant] is woonachtig aan de [locatie], gelegen in de directe nabijheid van het kruispunt met de rotonde Kazernelaan, Uilenweg en Nelissenhofweg. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij reeds veel hinder ondervindt van doorgaand verkeer veroorzaakt door een eerdere afsluiting van de Industriekade. Als de Nelissenhofweg wordt afgesloten voor openbaar verkeer zal de verkeershinder volgens [appellant] onacceptabel toenemen. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ten behoeve van de gemeente door DHV B.V. uitgevoerde verkeersonderzoek onzorgvuldig en onvolledig is. [appellant] betoogt dat uit het verkeersonderzoek niet zonder meer geconcludeerd kan worden dat de gewijzigde verkeersstromen geen onevenredig nadeel voor hem zullen opleveren. Hiertoe voert hij aan dat de verplaatsing van de ingang van de KMS van de Nelissenhofweg naar de rotonde zal leiden tot een aanzienlijke toename van stoppend en weer optrekkend vrachtverkeer vanuit de westelijke richting van de Kazernelaan. Daarnaast stelt [appellant] dat het verkeersonderzoek innerlijk tegenstrijdig is, omdat volgens het onderzoek de verkeerstoename enerzijds goed kan worden verwerkt, terwijl anderzijds geconcludeerd wordt dat verkeerstoename op de IJzerenmanweg ongewenst is. [appellant] merkt voorts op dat het onderzoek van DHV onzorgvuldig is opgesteld, omdat het niet strookt met een door de gemeente Weert uitgevoerd verkeersonderzoek van 10 april 2008. Hij stelt dat in het verkeersonderzoek van 10 april 2008 wordt gesproken over 7000 verkeersbewegingen per etmaal, terwijl in het onderzoek van DHV wordt gesproken over 2500 verkeersbewegingen per etmaal. Tevens is geen rekening gehouden met het aspect dat de opening van het distributiecentrum van Lidl zal leiden tot een onaanvaardbare toename van het vrachtverkeer op de Kazernelaan in de nabijheid van de Nelissenhofweg, aldus [appellant].
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in haar uitspraak van 30 mei 2007 in zaak nr.
200608465/1), is de in artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet neergelegde bevoegdheid van discretionaire aard. Aan het bevoegd gezag komt daarbij een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De rechter dient de aanwending daarvan te beoordelen aan de hand van de maatstaf of sprake is geweest van strijd met wettelijke voorschriften dan wel van zodanige onevenwichtigheid bij de afweging van de betrokken belangen, dat niet in redelijkheid tot onttrekking kon worden overgegaan.
2.3.2. Het onttrekken van de Nelissenhofweg aan de openbaarheid en de verplaatsing van het Bisschoppelijk College hebben een wijziging van de verkeersstromen tot gevolg. Uit het door DHV uitgevoerde onderzoek blijkt dat de gewijzigde verkeersstromen op de huidige infrastructuur goed kunnen worden verwerkt en dat geen aanvullende aanpassingen zijn vereist. De verkeersintensiteit op de rotonde zelf en vanuit de westelijke richting van de Kazernelaan naar de rotonde neemt volgens het in het onderzoek geïllustreerde Verkeersmodel Weert af, zodat dit niet voor meer overlast van stoppend en optrekkend vrachtverkeer zal zorgen. Alleen de verkeerstoename op de IJzerenmanweg zou als ongewenst bestempeld kunnen worden. Om dit tegen te gaan zouden snelheidsremmende voorzieningen aangebracht kunnen worden, aldus het rapport. Nu uit het rapport kan worden opgemaakt dat de verkeersintensiteit niet in algemene zin toeneemt, treft het betoog van [appellant], dat het verkeersonderzoek innerlijk tegenstrijdig is, geen doel. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat het aantal verkeersbewegingen niet strookt met een eerder door de gemeente Weert uitgevoerd verkeersonderzoek, heeft de raad ter zitting bij de rechtbank gewezen op het feit dat het aantal van 2500 verkeersbewegingen ziet op de Nelissenhofweg en het aantal van 7000 ziet op het aantal bewegingen op de Kazernelaan. Derhalve kunnen de metingen niet met elkaar worden vergeleken. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellant] met een tegenrapport noch anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat het door hem bestreden onderzoek onzorgvuldig of onvolledig is geweest. [appellant] heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de aankomende opening van het distributiecentrum van Lidl zal leiden tot een nog verdere toename van het aantal verkeersbewegingen op de Kazernelaan. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de raad na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat de gewijzigde verkeersstromen geen onevenredig nadeel zullen opleveren voor [appellant]. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de raad in redelijkheid heeft kunnen komen tot het besluit om de Nelissenhofweg te onttrekken aan het openbaar verkeer.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van der Smissen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011
419-637.