ECLI:NL:RVS:2011:BP6311

Raad van State

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006775/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatige besteding van bekostiging voor onderwijs allochtone levende talen door de gemeente Bunschoten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de gemeente Bunschoten tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De gemeente had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat het bedrag van de rechtmatige besteding voor het jaar 2004 van de bekostiging voor onderwijs allochtone levende talen (oalt) met € 61.000 was verminderd. De minister had dit bedrag teruggevorderd van de gemeente, omdat deze een bedrag van € 66.000 ten laste van de specifieke uitkering oalt had besteed aan een traject voor een oalt-leerkracht, terwijl volgens de Regeling slechts € 5.000 mocht worden besteed aan dergelijke doeleinden.

De rechtbank had de door de gemeente ingestelde beroepen ongegrond verklaard, waarop de gemeente in hoger beroep ging. De gemeente betoogde dat de Regeling in strijd met de rechtszekerheid terugwerkt tot 1 januari 2004 en dat zij mocht aannemen dat de specifieke uitkering oalt pas per 1 augustus 2004 zou eindigen. De minister stelde echter terecht dat de gemeente de kosten voor het traject niet uit de reserve voor nascholing mocht bekostigen, aangezien deze reserve bedoeld is voor kosten in oalt-onderwijs.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de gemeente de besteding van € 61.000 niet had kunnen baseren op de subsidieregelingen die bij de Regeling waren ingetrokken. De gemeente had geen aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van deze regelingen, waardoor de Regeling geen nadelige wijziging in de financieringsmogelijkheden voor het traject met zich meebracht. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201006775/1/H2.
Datum uitspraak: 2 maart 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de gemeente Bunschoten,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 juni 2010 in zaak nr. 09/129 in het geding tussen:
de gemeente,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2006 heeft de minister het bedrag van de rechtmatige besteding voor het jaar 2004 van de bekostiging voor onderwijs allochtone levende talen (hierna: oalt) door de gemeente verminderd met € 61.000 en het van de gemeente terug te vorderen bedrag dienovereenkomstig verhoogd.
Bij besluit van 5 december 2008 heeft de minister het door de gemeente daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de door de gemeente daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de gemeente bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 5 augustus 2010.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2010, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. J. Dolman, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 173, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de wpo), zoals deze luidde ten tijde van belang, worden bij algemene maatregel van bestuur de criteria vastgesteld op grond waarvan een gemeente voor telkens een periode van vier jaar in aanmerking komt voor een specifieke uitkering ter tegemoetkoming in de kosten voor onderwijs in allochtone levende talen, alsmede de criteria voor de hoogte daarvan. De uitkering wordt per jaar verstrekt.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder d, van de Regeling bijdrage kosten personele gevolgen wegens beëindiging bekostiging oalt (hierna: de Regeling) wordt in deze regeling verstaan onder oalt-personeelslid een personeelslid met een vast dienstverband, dat op 1 augustus 2003 in dienst is van een bevoegd gezag en waarvan de salariskosten ten laste komen van de specifieke uitkering uit ’s Rijks kas voor onderwijs in allochtone levende talen.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, heeft de gemeente voor elk oalt-personeelslid eenmalig recht op € 5000,-. Indien een oalt-personeelslid tegelijkertijd werkzaam is in verschillende gemeenten, ontvangt elke gemeente een aandeel in het subsidiebedrag dat overeenkomt met de betrekkingsomvang van het oalt-personeelslid.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, is de subsidie bestemd voor oalt-personeelsleden voor zover deze niet geschikt zijn voor het geven van schoolonderwijs conform artikel 3 van de wpo of WEC en voor zover de besteding berust op individuele afspraken tussen werkgever en werknemer die zijn gericht op het behoud van de werknemer voor de (onderwijs)arbeidsmarkt. Slechts wanneer vaststaat dat een werknemer niet voor de (onderwijs)arbeidsmarkt kan worden behouden, kunnen werknemer en werkgever een andere bestemming van de subsidie overeenkomen.
2.2. Bij besluit van 15 maart 2006 heeft de minister de rechtmatige besteding oalt door de gemeente verminderd met een bedrag van € 61.000 en het van de gemeente terug te vorderen bedrag met dat bedrag verhoogd, omdat de gemeente een bedrag van € 66.000 ten laste van de uit de specifieke uitkering oalt opgebouwde reserve heeft gebracht voor financiering van een traject voor een oalt-leerkracht om hem te behouden voor het onderwijs en voor dergelijke doeleinden slechts een bedrag van € 5000,00 mocht worden besteed.
2.3. De gemeente betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Regeling in strijd met de rechtszekerheid terugwerkt tot 1 januari 2004. De gemeente mocht ervan uitgaan dat de specifieke uitkering oalt eerst met ingang van 1 augustus 2004 zou worden beëindigd, zodat de in de Regeling opgenomen grens van € 5000 voor de besteding aan een omscholingstraject ten onrechte aan haar is tegengeworpen.
2.3.1. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de gemeente het aan de leerkracht aangeboden traject niet heeft kunnen bekostigen uit de reserve voor nascholing, die is opgebouwd uit de specifieke uitkering oalt. Deze specifieke uitkering is een tegemoetkoming voor kosten in oalt-onderwijs. Ook de mogelijkheid uit de specifieke uitkering oalt een reserve voor nascholing op te bouwen is bedoeld om de oalt-leerkracht in staat stellen zijn functie als oalt-leerkracht op goede wijze uit te oefenen. Het door de gemeente aangeboden traject ziet daarop niet, maar is gericht op het geschikt maken van de oalt-leerkracht voor het reguliere onderwijs. Deze besteding betreft derhalve niet de kosten van oalt-onderwijs en de gemeente heeft de reserve oalt dan ook niet rechtmatig kunnen besteden aan het voormelde traject.
De Regeling creëert een aanspraak op een bijdrage in de kosten van personele gevolgen wegens het beëindigen van de bekostiging van oalt. Voorts is in artikel 15, eerste lid, van de Regeling bepaald dat de Subsidieregeling verbetering kwalificaties oalt-leraren 2002-2004 en de Subsidieregeling outplacement oalt-leraren 2002-2004 (hierna: de subsidieregelingen) worden ingetrokken. Voor het overige brengt de Regeling geen wijziging in aanspraken op bekostiging. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de gemeente de besteding van € 61.000 niet heeft gebaseerd en ook niet heeft kunnen baseren op de subsidieregelingen die bij de Regeling zijn ingetrokken, omdat de gemeente geen aanvraag heeft ingediend voor een subsidie op grond van een van deze regelingen. Gelet hierop heeft de Regeling niet een voor de gemeente nadelige wijziging gebracht in de mogelijkheden tot financiering van het door de gemeente aan de leerkracht aangeboden traject.
Het betoog faalt.
2.4. Het betoog van de gemeente dat de rechtbank onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de door haar aangevoerde omstandigheden en argumenten, faalt eveneens. Dat de gemeente als goed werkgever verplichtingen heeft en is aangegaan jegens de leerkracht, maakt niet dat zij mocht afwijken van het wettelijk uitgangspunt dat de specifieke uitkering oalt slechts voor oalt-doeleinden mag worden aangewend en noopte de minister ook niet om af te wijken van de Regeling.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 maart 2011
362.