ECLI:NL:RVS:2011:BP5485

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201008758/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestuursrechtelijke besluiten van de gemeente Noord-Beveland

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 23 februari 2011 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], had de Afdeling verzocht om herziening van de uitspraak van 28 juli 2010, waarin de rechtbank Middelburg werd bevestigd en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland van 8 september 2009 werd vernietigd. De verzoeker stelde dat er nieuwe ontwikkelingen waren en dat de Afdeling het dossier niet goed had bestudeerd, wat leidde tot onjuistheden in de eerdere uitspraak.

De Afdeling heeft het verzoek behandeld op 27 januari 2011, waarbij de verzoeker en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. De Afdeling overwoog dat, volgens artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht, herziening alleen mogelijk is op basis van feiten of omstandigheden die vóór de eerdere uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de verzoeker en die, indien ze eerder bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Afdeling concludeerde dat de argumenten van de verzoeker niet voldeden aan deze eisen.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek tot herziening afgewezen, met de overweging dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om tot herziening over te gaan. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

201008758/1/H2.
Datum uitspraak: 23 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 28 juli 2010 in zaak nr.
200907444/1/H2.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 28 juli 2010, in zaak nr.
200907444/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 20 augustus 2009 bevestigd, het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noord-Beveland van 8 september 2009 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 6 september 2010, bij de Raad van State ingekomen op 7 september 2010, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 januari 2011, waar [verzoeker] en het college, vertegenwoordigd door E. van Ham, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In het verzoekschrift heeft [verzoeker] aangevoerd - samengevat weergegeven - dat zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, dat de Afdeling het dossier niet goed heeft bestudeerd en dat de uitspraak van 28 juli 2010 op onjuistheden, onvolledigheden en voorbarigheden is gebaseerd.
2.2.1. Dit betoog komt er op neer dat de uitspraak van 28 juli 2010 naar inhoud of wijze van totstandkoming niet juist is. Dat vormt echter geen grond voor herziening, reeds omdat niet is gebleken dat dit betoog is gebaseerd op feiten of omstandigheden die zich vóór de uitspraak van 28 juli 2010 hebben voorgedaan en die [verzoeker] tevens niet bekend waren en hem evenmin redelijkerwijs bekend konden zijn, zoals op grond van artikel 8:88 van de Awb cumulatief is geëist. Uit hetgeen [verzoeker] overigens in het verzoekschrift heeft aangevoerd, blijkt evenmin van dergelijke feiten of omstandigheden.
2.3. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Poot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2011
452.