ECLI:NL:RVS:2011:BP5481

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006849/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavingsverzoek De Texelse Visspecialist

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 3 juni 2010. De rechtbank had het beroep van [appellante] gegrond verklaard en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Texel van 13 oktober 2009 vernietigd. Dit besluit verklaarde het bezwaar van [appellante] tegen het niet nemen van een nieuw handhavingsbesluit niet-ontvankelijk. Het college had eerder, op 1 april 2009, het verzoek van [appellante] om een nieuw handhavingsbesluit ten aanzien van de activiteiten van De Texelse Visspecialist afgewezen. De Texelse Visspecialist exploiteert een vishandel op het perceel Schilderweg 265 te Oudeschild, gemeente Texel. Het gebruik van het perceel voor de verkoop van vis en visproducten is in strijd met het bestemmingsplan, maar het gebruik is toegestaan voor maximaal 36 stoelen op basis van overgangsrecht.

Tijdens de zitting op 24 januari 2011 is [appellante] bijgestaan door haar advocaat, mr. E.A. Wentink-Quelle, en het college werd vertegenwoordigd door mr. C.H. Witte. De Texelse Visspecialist was ook aanwezig, vertegenwoordigd door [eigenaar] en bijgestaan door mr. R. Benhadi. [appellante] betoogde dat de rechtbank had miskend dat het college haar bezwaar ten aanzien van de statafels ten onrechte als een nieuw handhavingsverzoek had opgevat. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het college dit verzoek terecht als nieuw had opgevat en dat de rechtbank niet bevoegd was om te oordelen over de vraag of dwangsommen zijn verbeurd. De rechtbank had bovendien terecht de constateringen van het college als uitgangspunt genomen bij de beoordeling van het handhavingsbesluit.

De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 23 februari 2011.

Uitspraak

201006849/1/H1.
Datum uitspraak: 23 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 3 juni 2010 in zaak nr. 09/2852 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Texel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2009 heeft het college het verzoek van [appellante] om een nieuw handhavingsbesluit te nemen ten aanzien van de activiteiten van De Texelse Visspecialist afgewezen.
Bij besluit van 13 oktober 2009, voor zover van belang, heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard voor zover dat is gericht tegen het niet nemen van een nieuw handhavingsbesluit.
Bij uitspraak van 3 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 13 oktober 2009 vernietigd. Voorts heeft de rechtbank het bezwaar gericht tegen het besluit van 1 april 2009 alsnog ongegrond verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 januari 2011, waar [appellante], bijgestaan door mr. E.A. Wentink-Quelle, advocaat te Ouderkerk aan de Amstel, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.H. Witte, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de Texelse Visspecialist, vertegenwoordigd door [eigenaar], en bijgestaan door mr. R. Benhadi, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De Texelse Visspecialist exploiteert op het perceel Schilderweg 265 te Oudeschild, gemeente Texel, (hierna: het perceel) een vishandel.
Niet in geschil is dat het gebruik van het perceel ten behoeve van de verkoop van vis, visproducten en andere etenswaren aan particulieren in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan "Oudeschild bedrijventerrein" op het perceel rustende bestemming "Industriële bedrijven, categorie Bi, klasse b" en dat op grond van het overgangsrecht van het bestemmingsplan dit gebruik, voor zover het maximaal 36 stoelen betreft, is toegestaan.
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft het college, voor zover van belang, De Texelse Visspecialist gelast de zitplaatsen/stoelen in en bij haar viswinkel op het perceel te verwijderen en verwijderd te houden voor zover deze het toegestane aantal van 36 te boven gaan, zulks onder aanzegging van een dwangsom van € 250,00 per dag dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 7.500,00. Dat besluit is onherroepelijk.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college bij zijn besluit van 13 oktober 2009 haar bezwaar ten aanzien van de op het perceel geplaatste statafels ten onrechte heeft opgevat als een nieuw handhavingsverzoek waarop een primair besluit moet worden genomen. Volgens [appellante] had het college ten aanzien van de statafels in zijn besluit van 13 oktober 2009 eveneens een besluit moeten nemen.
2.2.1. Het betoog faalt. Het college mocht het eerst in het bezwaarschrift gedane verzoek om handhaving ten aanzien van de op het perceel geplaatste statafels, opvatten als een nieuw verzoek, waarop eerst een primair besluit dient te worden genomen. Artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht noch enig ander wetsartikel verplicht het college ertoe dit verzoek bij het besluit op bezwaar van 13 oktober 2009 te betrekken.
2.3. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij als bestuursrechter niet bevoegd is om te oordelen over de vraag of dwangsommen zijn verbeurd. Verder heeft de rechtbank volgens haar ten onrechte de constateringen van het college tot uitgangspunt genomen bij de beoordeling van de vraag of het handhavingsbesluit is uitgewerkt.
2.3.1. Het verzoek om ten aanzien van de zitplaatsen/ stoelen een nieuw handhavingsbesluit te nemen berust op de stelling dat het besluit van 30 januari 2007 is uitgewerkt vanwege het verbeuren van het maximumbedrag aan dwangsommen.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat ten aanzien van de invordering van verbeurde dwangsommen, waaronder begrepen de vraag of een dwangsom is verbeurd, uitsluitend de burgerlijke rechter bevoegd is, nu de last onder dwangsom bij besluit van 30 januari 2007 is opgelegd wegens overtredingen die hebben plaatsgevonden vóór 1 juli 2009. Anders dan [appellante] verzoekt, kan de bestuursrechter niet ook treden in de vraag of de gestelde feiten een overtreding opleveren, omdat dan twee verschillende rechters zouden oordelen over dezelfde feiten.
De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat zij bij de beoordeling van de vraag of het besluit van 30 januari 2007 is uitgewerkt kon uitgaan van het door het college geconstateerde aantal overtredingen. Uit de bij besluit van 30 januari 2007 opgelegde last vloeit voort dat het college degene is die de overtredingen heeft te constateren. Het college heeft op grond van opnamerapporten drie overtredingen geconstateerd, waardoor € 750,00 aan dwangsommen is verbeurd en het maximum aan dwangsommen nog niet is verbeurd. Daarvan uitgaande heeft het college terecht overwogen dat het niet een nieuw handhavingsbesluit ten aanzien van de zitplaatsen/ stoelen hoefde te nemen.
Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2011
414-564.