ECLI:NL:RVS:2011:BP5477

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005968/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake exploitatievergunning camping

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant A], [appellant B] en [appellant C] tegen een uitspraak van de rechtbank Breda. De rechtbank had eerder een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom vernietigd, dat Camping De Heidepol BV had gelast het gebruik van een perceel als kampeerterrein te staken totdat een vereiste exploitatievergunning was verkregen. Het college had op 19 oktober 2007 en 18 december 2007 besluiten genomen die bestuursdwang oplegden aan De Heidepol. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van het college onterecht waren en herstelde de situatie tot 1 januari 2008.

De appellanten, die permanente bewoners waren van de camping, stelden dat zij schade hadden geleden door de sluiting van de camping. Tijdens de zitting werd echter duidelijk dat de huurovereenkomsten met De Heidepol waren opgezegd en beëindigd, en dat er een schikking was getroffen. Hierdoor werd geconcludeerd dat de appellanten geen belang meer hadden bij het hoger beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de appellanten niet-ontvankelijk waren in hun hoger beroep, omdat zij geen begin van onderbouwing hadden gegeven voor de gestelde schade.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en de proceskostenveroordeling werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 februari 2011.

Uitspraak

201005968/1/H1.
Datum uitspraak: 23 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B] en [appellant C], allen wonend te [woonplaats] (hierna: [appellant] en anderen),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) van 3 mei 2010 in de zaken nrs. 09/4226, 09/4225 in het geding tussen:
[appellant] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 oktober 2007 heeft het college Camping De Heidepol BV (hierna: De Heidepol) op straffe van bestuursdwang gelast het gebruik van het perceel Zoomvlietweg 24A te Bergen op Zoom als kampeerterrein/camping binnen vier weken te staken en gestaakt te houden tot de voor uitoefening van het campingbedrijf vereiste exploitatievergunning krachtens de Wet op de openluchtrecreatie (hierna: Wor) is verkregen.
Bij besluit van 18 december 2007 heeft het De Heidepol op straffe van bestuursdwang gelast het gebruik van het perceel als camping/kampeerterrein gestaakt te houden, totdat wordt voldaan aan de voorschriften van de Bouwverordening van de gemeente (hierna: de Bouwverordening).
Bij besluit van 6 augustus 2009 (besluit op bezwaar 1) heeft het het door [appellant A] en [appellant B] tegen het besluit van 19 oktober 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Voorts heeft het bij besluit van dezelfde dag (besluit op bezwaar 2) het door hen tegen het besluit van 18 december 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 mei 2010, verzonden op 10 mei 2010, heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] tegen het besluit op bezwaar 1 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het besluit van 19 oktober 2007 herroepen vanaf 1 januari 2008. Bij die uitspraak heeft zij voorts het door hen en [appellant C] tegen het besluit op bezwaar 2 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, doch de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 12 juli 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 januari 2011, waar [appellant A], [appellant B] en [appellant C], bijgestaan door mr. B. Vermeirssen, advocaat te Goes, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. van den Berg en P.I. Izeboud, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college heeft de camping op 14 december 2007 gesloten. Tot dat moment waren [appellant] en anderen permanente bewoners van recreatieverblijven daar.
2.2. Ter zitting hebben [appellant] en anderen verklaard dat de huurovereenkomsten tussen hen en De Heidepol thans zijn opgezegd en beëindigd en zij ter afwikkeling van deze overeenkomsten een schikking met De Heidepol hebben getroffen. Onder deze omstandigheden moet geoordeeld worden dat zij in zoverre geen belang bij het door hen ingestelde hoger beroep hebben.
2.3. [appellant] en anderen hebben ten betoge dat zij daarin niettemin moeten worden ontvangen gesteld dat zij schade hebben geleden als gevolg van de sluiting van de camping.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 augustus 2010 in zaak nr.
200909861/1/H1), kan in de stelling dat schade is geleden als gevolg van bestuurlijke besluitvorming op zichzelf belang bij het ingestelde rechtsmiddel worden gevonden, indien de gestelde schade tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt.
In het hoger beroepschrift, noch ter zitting, hebben [appellant] en anderen zelfs maar een begin van onderbouwing gegeven van de door hen gestelde schade.
2.4. Onder die omstandigheden is de conclusie dat [appellant] en anderen ook overigens geen belang hebben bij het door hen ingestelde hoger beroep. Het is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Van Driel
Voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2011
357-619.