ECLI:NL:RVS:2011:BP5462

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006959/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling en bouwvergunning voor her- en verbouw van winkelruimten en appartementen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 9 juni 2010. De rechtbank had het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders Oost-Gelre op 6 oktober 2008 vrijstelling en een bouwvergunning had verleend voor de her- en verbouw van drie winkelruimten en de bouw van 12 appartementen op de percelen [locatie 1 t/m 3] te [plaats].

Na het besluit van 8 april 2009, waarin het college het bezwaar van [appellante] ongegrond verklaarde, heeft [appellante] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld in augustus 2010. Tijdens de zitting op 10 januari 2010 zijn zowel [appellante] als het college vertegenwoordigd, evenals [belanghebbende].

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het college voor het bouwplan vrijstelling heeft verleend op basis van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). [appellante] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een kennelijke misslag in de ruimtelijke onderbouwing en dat er een privaatrechtelijke belemmering was voor de vrijstelling.

Echter, de Raad van State oordeelde dat het bestemmingsplan "Dorpskern Lichtenvoorde 2009", dat op 25 mei 2010 was vastgesteld, in overeenstemming was met het bouwplan. Aangezien het bestemmingsplan op 6 augustus 2010 in werking is getreden en er geen rechtsmiddelen zijn aangewend, is het vrijstellingsbesluit niet meer relevant. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 23 februari 2011, waarbij de proceskosten niet werden vergoed.

Uitspraak

201006959/1/H1.
Datum uitspraak: 23 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 9 juni 2010 in zaak nr. 09/772 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders Oost-Gelre.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 oktober 2008 heeft het college aan [belanghebbende] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de her- en verbouw van drie winkelruimten en het bouwen van 12 appartementen op de percelen [locatie 1 t/m 3] te [plaats].
Bij besluit van 8 april 2009 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 augustus 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[belanghebbende] en [appellante] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. O.W. Wagenaar, en het college, vertegenwoordigd door mr. B. ten Have, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen.
2. Overwegingen
2.1. Het college heeft voor het bouwplan vrijstelling krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verleend.
2.2. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, voor zover in de ruimtelijke onderbouwing met betrekking tot twee appartementen ter hoogte van haar pand wordt gesproken over een diepte van 13,6 meter en niet over de werkelijke diepte van 17 meter, dit berust op een kennelijke misslag en dat zij daarmee heeft miskend dat geen vrijstelling is verleend voor een bouwdiepte van 17 meter. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat er sprake is van een privaatrechtelijke belemmering die aan het verlenen van vrijstelling voor het bouwplan in de weg staat.
2.2.1. Bij besluit van 25 mei 2010 heeft de raad van de gemeente Oost Gelre het bestemmingsplan "Dorpskern Lichtenvoorde 2009" vastgesteld. Het onderhavige bouwplan is daarmee in overeenstemming. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Dorpskern Lichtenvoorde 2009" is op 6 augustus 2010 in werking getreden en, nu daartegen binnen de beroepstermijn geen rechtsmiddelen zijn aangewend, tevens in rechte onaantastbaar geworden. Het voorgaande brengt met zich dat geen belang meer bestaat bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het vrijstellingsbesluit, omdat voor het bouwplan geen vrijstelling meer is vereist.
2.3. Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2011
17-580.