ECLI:NL:RVS:2011:BP5446

Raad van State

Datum uitspraak
18 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011537/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Kloosterveld gemeente De Wolden

Op 30 september 2010 heeft de raad van de gemeente De Wolden het bestemmingsplan "Kloosterveld" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de verzoeker op 3 december 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 4 februari 2011 ter zitting behandeld. De verzoeker, bijgestaan door G. Marissen, en de raad, vertegenwoordigd door J.M. van der Vinne en H. ter Horst, waren aanwezig.

De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoeker stelt dat er ten onrechte geen bestemmingsplan is vastgesteld voor het gehele gebied van het inrichtingsplan, wat onduidelijkheid schept over de gevolgen voor zijn perceel, dat zich op 150 meter van het plangebied bevindt. Hij vreest wateroverlast door de vernatting van de gronden binnen het plangebied.

De voorzitter concludeert dat een voorlopige voorziening die de gronden binnen de begrenzing van het bestemmingsplan brengt, te verstrekkend is, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. Dit is niet gebleken. De voorzitter merkt op dat de plannen voor de vernatting grotendeels in 2012 zullen worden uitgevoerd, met uitzondering van enkele poelen voor de kamsalamander die niet vóór mei 2011 gerealiseerd zullen worden. Er is geen spoedeisend belang aangetoond dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt.

Daarom wijst de voorzitter het verzoek van de verzoeker af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 18 februari 2011.

Uitspraak

201011537/2/R1.
Datum uitspraak: 18 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente De Wolden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Kloosterveld" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2010, beroep ingesteld.
Bij brief van dezelfde datum heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 februari 2011, waar [verzoeker], bijgestaan door G. Marissen, en de raad, vertegenwoordigd door J.M. van der Vinne, werkzaam bij de gemeente, [secretaris] van de Bestuurscommissie Dwingelderveld, en H. ter Horst, werkzaam bij het waterschap Reest en Wieden, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan is opgesteld met het doel om uitvoering van het Inrichtingsplan Dwingelderveld (hierna: het inrichtingsplan) planologisch mogelijk te maken wat betreft de gemeente De Wolden en meer specifiek het Kloosterveld.
2.3. [verzoeker] stelt dat ten onrechte geen bestemmingsplan is vastgesteld voor het gehele gebied waarop het inrichtingsplan betrekking heeft, waardoor onduidelijkheid ontstaat over de gevolgen voor zijn perceel, dat op 150 meter van het plangebied ligt. [verzoeker] kan zich eveneens niet verenigen met het plan nu het een vernatting van de gronden binnen het plangebied mogelijk maakt. [verzoeker] vreest voor wateroverlast op zijn perceel.
2.4. Het verzoek strekt er onder meer toe dat alle gronden waarop het inrichtingsplan ziet binnen de begrenzing van het bestemmingsplan worden gebracht. De voorzitter overweegt dat een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, te verstrekkend is, aangezien ook de uitspraak van de Afdeling, gelet op de aard van de toetsing in de bodemprocedure, doorgaans niet zal strekken tot het zelfvoorziend vaststellen van een andere planbegrenzing als door [verzoeker] beoogd. Van uitzonderlijke omstandigheden welke nopen tot een andere conclusie is niet gebleken. De voorzitter overweegt voorts dat een schorsing van de planbegrenzing niet het door [verzoeker] beoogde effect met zich zal brengen.
2.4.1. Wat betreft de bezwaren van [verzoeker] met betrekking tot het plan zelf, overweegt de voorzitter dat ter zitting is gebleken dat de plannen voor de vernatting van het plangebied grotendeels in 2012 zullen worden verwezenlijkt, op een tweetal poelen voor de opvang van de kamsalamander na die niet vóór mei 2011 verwezenlijkt zullen worden. De voorzitter zal bevorderen dat de bodemzaak vóór mei 2011 ter zitting zal worden behandeld. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Derhalve is in zoverre niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.4.2. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek van [verzoeker] af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2011
466-673.