ECLI:NL:RVS:2011:BP4751

Raad van State

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007109/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • M.F.N. Pikart-van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Heusdenhout te Breda en de bestemming 'Bedrijf' voor perceel Heerbaan 228-230

Op 29 april 2010 heeft de raad van de gemeente Breda het bestemmingsplan "Heusdenhout" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten op 23 juli 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer, na verwijzing van een meervoudige kamer. Tijdens de zitting op 12 januari 2011 waren de appellanten vertegenwoordigd door mr. H.P.J.G. Berkers, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door mr. E.P.C. Remijn en ir. L.J.M. Dolmans.

De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de bestemming "Bedrijf" voor het perceel Heerbaan 228-230, en bepleiten dat deze bestemming moet worden aangepast zodat uitsluitend kantoren zijn toegestaan. Daarnaast zijn er bezwaren tegen de wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt om de bestemming "Bedrijf" te wijzigen in "Maatschappelijk", wat zou kunnen leiden tot de realisatie van een woonzorgcentrum voor jongeren. De appellanten vrezen dat de wijzigingsbevoegdheid zal worden gebruikt, wat negatieve gevolgen heeft voor het uitzicht, de privacy en de bestaande groenvoorzieningen.

De raad heeft echter aangegeven dat de bestemming "Maatschappelijk" is gewijzigd in "Bedrijf" omdat de financiële uitvoerbaarheid van het bouwplan voor het woonzorgcentrum niet verzekerd is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de wijzigingsbevoegdheid niet juridisch bindend is, omdat de rode arcering op de verbeelding niet nader is verklaard. Hierdoor is de mogelijkheid om de bestemming te wijzigen niet van toepassing.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de raad in redelijkheid de bestemming "Bedrijf" aan het perceel heeft kunnen toekennen, gezien de geringe bouwmogelijkheden en de afstand tot de woningen van de appellanten. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201007109/1/R3.
Datum uitspraak: 16 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Breda,
en
de raad van de gemeente Breda,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Heusdenhout" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 januari 2011, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. H.P.J.G. Berkers, en de raad, vertegenwoordigd door mr. E.P.C. Remijn en ir. L.J.M. Dolmans, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de wijk "Heusdenhout" te Breda.
2.2. Het beroep van [appellanten] is allereerst gericht tegen de bestemming "Bedrijf" voor het perceel Heerbaan 228-230 te Breda.
[appellanten] betogen dat deze bestemming zodanig dient te worden aangepast dat uitsluitend kantoren op het perceel zijn toegestaan.
Daarnaast is het beroep van [appellanten] gericht tegen de op de verbeelding ter plaatse van het perceel Heerbaan 228-230 opgenomen arcering en tegen de in artikel 3.4.1 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Als gevolg van deze wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk de bestemming "Bedrijf" te wijzigen in de bestemming "Maatschappelijk", waardoor een woonzorgcentrum voor jongeren kan worden gerealiseerd. Volgens hen is het inmiddels uitgesloten dat de wijzigingsbevoegdheid gebruikt gaat worden. Daarnaast passen de in de wijzigingsbevoegdheid voor bebouwing opgenomen afmetingen niet in de omgeving en zal door het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid het uitzicht en de privacy worden aangetast. Voorts bestaat de vrees voor schaduwhinder en vervalt door het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid een bestaande en voor de omgeving beeldbepalende groenvoorziening.
2.3. De raad brengt naar voren dat het plan met betrekking tot het perceel Heerbaan 228-230 gewijzigd is vastgesteld. In het ontwerpplan was het perceel, vooruitlopend op het bouwplan voor een woonzorgcentrum op dit perceel, bestemd als "Maatschappelijk". Daar de financiële uitvoerbaarheid van het bouwplan niet was verzekerd is bij de vaststelling van het plan de bestemming "Maatschappelijk" gewijzigd in de bestemming "Bedrijf", overeenkomstig de bestemming zoals opgenomen in het voorheen geldende bestemmingsplan. Daarnaast is bij de vaststelling van het plan een wijzigingsbevoegdheid voor het perceel opgenomen, zodat bij voldoen van het bouwplan aan de in het plan omschreven voorwaarden, de bestemming "Bedrijf" kan worden gewijzigd in de bestemming "Maatschappelijk". Door de raad is te kennen gegeven dat de wijzigingsbevoegdheid waarschijnlijk niet gebruikt gaat worden, nu het bouwplan voor een woonzorgcentrum op het perceel voor de initiatiefnemer financieel niet uitvoerbaar blijkt te zijn.
2.4. Ingevolge artikel 3.4.1 van de planregels kan het college van burgemeester en wethouders, onder nader bepaalde voorwaarden, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' de bestemming "Bedrijf" wijzigen in de bestemming "Maatschappelijk". Ter plaatse van het perceel Heerbaan 228-230 zijn op de langs elektronische weg beschikbaar gestelde verbeelding de bestemming "Bedrijf" en een rode arcering opgenomen. Deze arcering wordt in het renvooi aangeduid als 'wro-zone-wijzigingsgebied'. Ook op de papieren verbeelding zijn ter plaatse van voornoemd perceel de bestemming "Bedrijf" en een rode arcering opgenomen. Deze rode arcering is echter niet nader verklaard in het renvooi van de papieren verbeelding.
2.5. Ingevolge artikel 1.2.3, tweede lid, voor zover hier van belang, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is, indien na vaststelling van een bestemmingsplan de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan en die van de verbeelding daarvan op papier tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, de eerstbedoelde inhoud beslissend.
Ingevolge artikel 8.1.1, eerste lid, voor zover hier van belang, is artikel 1.2.3 niet van toepassing op een bestemmingsplan waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voor 1 januari 2010.
Ingevolge artikel 8.1.1, tweede lid, voor zover hier van belang, is indien de inhoud van een bestemmingsplan op papier, als bedoeld in het eerste lid, en de inhoud van de verbeelding daarvan in elektronische vorm tot verschillende uitleg aanleiding geeft, in afwijking van artikel 1.2.3, tweede lid, de inhoud van de papieren vorm beslissend.
De terinzagelegging van het ontwerp van het plan dateert van voor 1 januari 2010. Op grond van voornoemde bepalingen uit het Bro is in dat geval de papieren verbeelding beslissend. Nu de voor het perceel Heerbaan 228-230 opgenomen rode arcering niet nader in het renvooi van de papieren verbeelding is verklaard komt aan deze arcering geen juridisch bindende betekenis toe. Hierdoor is de in artikel 3.4.1 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid niet gerelateerd aan een op de papieren verbeelding opgenomen aanduiding en komt ook aan deze wijzigingsbevoegdheid geen juridisch bindende betekenis toe. Het plan voorziet derhalve niet in de mogelijkheid om de bestemming "Bedrijf" ter plaatse van het perceel Heerbaan 228-230 te wijzigen in de bestemming "Maatschappelijk". Het betoog van [appellanten] mist feitelijke grondslag.
2.6. Ten aanzien van de bezwaren van [appellanten] tegen de bestemming "Bedrijf" overweegt de Afdeling als volgt.
Ingevolge artikel 3.2.1, aanhef en onder b, van de planregels, in samenhang bezien met de op de verbeelding opgenomen maatvoeringen, geldt voor het bouwen van gebouwen op het perceel Heerbaan 228-230 een maximale goot- en bouwhoogte van 6 meter en bedraagt het maximale bebouwingspercentage 60%. Gezien deze relatief geringe bouwmogelijkheden in relatie tot de afstand van de woningen van [appellanten] tot aan het bouwvlak van ongeveer 20 meter, acht de Afdeling de voor het perceel in het plan opgenomen regeling niet onredelijk. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de bestemmingsregeling overeenkomt met de regeling in het voorheen geldende plan en het perceel voorheen ook voor bedrijfsdoeleinden werd gebruikt. Geen aanleiding bestaat om het perceel zodanig te bestemmen dat uitsluitend kantoren zijn toegestaan. Gelet hierop heeft de raad in redelijkheid de bestemming "Bedrijf" met de daarbij behorende bouwmogelijkheden aan het perceel Heerbaan 228-230 kunnen toekennen.
2.7. In hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2011
350-679.