ECLI:NL:RVS:2011:BP4716

Raad van State

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005761/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • K. Brink
  • W. Sorgdrager
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere geluidgrenswaarde vastgesteld voor nieuw te bouwen woning aan de Bosscheweg

Op 16 maart 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg een besluit genomen om een hogere geluidgrenswaarde vast te stellen voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Bosscheweg. Dit besluit betreft een nog te bouwen woning tussen de bestaande woningen aan de Bosscheweg 181 en 183. De appellant, wonend te Tilburg, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden heeft aangevuld in een brief van 7 juli 2010. De zaak is op 10 januari 2011 ter zitting behandeld, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum en het college door mr. W.J. Beex.

De appellant stelt dat hij door het bestreden besluit rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt, omdat hij veel geluidhinder ondervindt van de Bosscheweg. Hij vreest dat de hogere waarde die is vastgesteld voor de nieuw te bouwen woning, door het college als norm zal worden gehanteerd bij toekomstige besluitvorming over de Bosscheweg. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt echter dat de vastgestelde hogere waarde niet is vastgesteld in verband met een wijziging van de Bosscheweg, maar specifiek voor de nieuw te bouwen woning. De geluidbelasting op de woning van de appellant zal door deze hogere waarde niet wijzigen, en er zijn zes andere woningen gelegen tussen de woning van de appellant en de nieuw te bouwen woning.

Daarom concludeert de Afdeling dat de appellant niet als belanghebbende kan worden aangemerkt bij het bestreden besluit, en verklaart het beroep van de appellant niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 16 februari 2011, door de voorzitter mr. K. Brink en de leden mr. W. Sorgdrager en mr. H.G. Sevenster, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.

Uitspraak

201005761/1/M2.
Datum uitspraak: 16 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Tilburg,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2010 heeft het college een hogere waarde als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de Bosscheweg vastgesteld voor een nog te bouwen woning tussen de reeds bestaande woningen aan de Bosscheweg 181 en 183.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juni 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 7 juli 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2011, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.J. Beex, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.1. Bij het bestreden besluit is een hogere geluidgrenswaarde vastgesteld ten behoeve van de bouw van een woning tussen de reeds bestaande woningen aan de Bosscheweg 181 en 183. Het bestreden besluit is een noodzakelijke voorwaarde om de voorgenomen activiteit te realiseren. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 27 mei 2009 in zaak nr.
200805817/1/M2) zijn bij zo'n besluit rechtstreeks de belangen betrokken van iedere persoon die door de realisering van de voorgenomen activiteit rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt.
2.1.2. [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij door het bestreden besluit rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt. Hij voert hiertoe aan dat hij veel geluidhinder ondervindt van de Bosscheweg. Hij vreest dat ten gevolge van het vaststellen van de hogere waarde voor de nieuw te bouwen woning aan deze weg, het college bij toekomstige besluitvorming over de wijziging van de Bosscheweg de bij het bestreden besluit gestelde hogere waarde als norm zal hanteren.
2.1.3. De bij het bestreden besluit vastgestelde hogere waarde is niet vastgesteld in verband met een wijziging van de Bosscheweg, maar in verband met de nieuw te bouwen woning aan deze weg. De vastgestelde hogere waarde geldt niet voor de woning van [appellant]. De geluidbelasting op zijn woning zal door de vastgestelde hogere waarde niet wijzigen. Tussen de woning van [appellant] en de nog te bouwen woning zijn zes andere woningen gelegen. Gelet hierop wordt [appellant] door het vaststellen van de hogere waarde niet rechtstreeks in zijn belangen geraakt. Derhalve is [appellant] geen belanghebbende bij het bestreden besluit. Het beroep van [appellant] is daarom niet-ontvankelijk.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. H.G. Sevenster, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Brink w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2011
190-578.