ECLI:NL:RVS:2011:BP4714

Raad van State

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201003904/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Vlietpark en de juridische gevolgen van zienswijzen

Op 11 februari 2010 heeft de raad van de gemeente Nieuwkoop het bestemmingsplan "Partiële herziening van het bestemmingsplan Noorden en Woerdense Verlaat, Vlietpark" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen op 21 april 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer op 1 december 2010. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak van 16 februari 2011 geoordeeld dat het beroep van enkele appellanten niet-ontvankelijk is, omdat zij geen tijdige zienswijzen hebben ingediend. Voor de overige appellanten is het beroep gegrond verklaard, omdat het besluit van de raad niet voldoet aan de zorgvuldigheidseisen en niet deugdelijk is gemotiveerd. De Afdeling vernietigt het besluit van de raad en oordeelt dat de raad de proceskosten van de appellanten moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige zienswijzen in het kader van bestemmingsplannen en de noodzaak voor de raad om adequaat te reageren op ingediende zienswijzen. De uitspraak heeft implicaties voor de gemeentelijke parkeernormen en de beoordeling van de parkeerdruk in de omgeving van het Vlietpark.

Uitspraak

201003904/1/R1.
Datum uitspraak: 16 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Alphen aan den Rijn, handelend onder de naam Nikano Kano/Kayakverhuur, en anderen,
en
de raad van de gemeente Nieuwkoop,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 februari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening van het bestemmingsplan Noorden en Woerdense Verlaat, Vlietpark" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 december 2010, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant] en bijgestaan door mr. J.M. Vervoorn, advocaat te Nieuwkoop, en de raad, vertegenwoordigd door H.D.N. Prevoo en M.W. Hijman, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht. [appellante A], [appellant B] en [appellant C] hebben geen zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
2.1.1. Het ontwerpplan is blijkens de kennisgeving met ingang van 9 juli 2009 voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. De zienswijzetermijn is derhalve aangevangen op 9 juli 2009 en geëindigd op 19 augustus 2009. [appellant D] en [appellant E] hebben schriftelijk zienswijzen naar voren gebracht bij de raad. De zienswijze van [appellant D] en de zienswijze van [appellant E] zijn op 3 september 2009 ingekomen bij de gemeente.
[appellant D] en [appellant E] hebben derhalve niet binnen de gestelde termijn een zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren gebracht bij de raad.
2.1.2. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6:13 van de Awb, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.
Dit is slechts anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Deze omstandigheden doen zich niet voor.
Het beroep is niet-ontvankelijk voor zover het is ingesteld door [appellante A], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E].
2.2. Het plan biedt de juridisch-planologische regeling om 12 bestaande woningen te vervangen door 13 grotere nieuwe woningen op het Vlietpark aan de Simon van Capelweg te Noorden. Het Vlietpark is een eiland en bereikbaar via een loopbrug.
2.3. [appellant] en anderen voeren aan dat een wethouder zijn positie ten onrechte heeft gebruikt om een oud-bewoner van het Vlietpark te bewegen tijdens de raadsvergadering een pleidooi ten gunste van het plan te houden.
2.4. De Afdeling overweegt dat, zo het voorgaande al het geval is, hierdoor geen rechtsregel is geschonden. Niet valt in te zien dat de raad hierdoor niet zelfstandig het plan heeft beoordeeld en niet zonder vooringenomenheid over de vaststelling van het plan heeft besloten.
2.5. [appellant] en anderen voeren aan dat het bestemmingsplan strijdig is met een goede ruimtelijke ordening nu niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Zij stellen dat het reeds bestaande gebrek aan parkeerplaatsen na de bouw van de nieuwe woningen zal toenemen. Het bestemmingsplan voorziet, in strijd met het gemeentelijke parkeerbeleid, ten onrechte niet in de aanleg van ten minste 26 parkeerplaatsen in het Vlietpark dan wel in de directe omgeving daarvan.
Naar zij stellen, is er ten onrechte geen rekening mee gehouden dat van medio april tot medio september sprake is van ernstige parkeerproblematiek en parkeeroverlast voor de bestaande ondernemers en bewoners ten gevolge van de in het betrokken gebied aanwezige recreatieve voorzieningen, die veel verkeer aantrekken. Daarbij wijzen zij erop dat de Vlietsloot het startpunt is van diverse kano- en electrobootroutes en één van de drukst bevaren vaarwegen in het Nieuwkoopse plassengebied. Dat reeds sprake is van een onverantwoord hoge parkeerdruk in de zomermaanden is ook tot uitdrukking gebracht in een tegelijk met het vaststellen van het plan in de raadsvergadering van 11 februari 2010 aangenomen motie, waarin het college van burgemeester en wethouders wordt opgedragen een bepaalde locatie voor de aanleg van een parkeerterrein te ontwikkelen. Volgens [appellant] en anderen is het parkeeronderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt niet representatief, nu dit is gehouden buiten het recreatie- en watersportseizoen en op dagen waarop geen activiteiten rondom de aanwezige horecagelegenheden plaatsvonden. Daarnaast voeren zij aan dat geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat in de blauwe parkeerzone slechts kortstondig geparkeerd mag worden.
[appellant] en anderen betogen voorts dat in strijd met het gelijkheidsbeginsel is gehandeld aangezien bij andere projecten wel is vastgehouden aan het beleid van de gemeente dat een plan dat voorziet in nieuwbouw ook moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
2.6. De raad stelt zich op het standpunt dat uit het parkeerbeleid niet de verplichting voortvloeit om bij nieuwbouw van woningen nieuwe parkeerplaatsen te realiseren. Het parkeerbeleid schrijft voor dat voldaan moet worden aan de in het beleid vastgestelde parkeernormen om zo te waarborgen dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. Dit kan gebeuren door het toevoegen van parkeerplaatsen op eigen terrein, maar ook door het toevoegen van parkeerplaatsen buiten de projectlocatie of door middel van een onderzoek aantonen dat er al voldoende parkeerplaatsen zijn. In dit geval is uit het aan het plan ten grondslag liggende parkeeronderzoek gebleken dat er voldoende parkeerplaatsen op de openbare weg en het openbare parkeerterrein bij de Vliet aanwezig zijn om de toekomstige parkeerdruk op te vangen, zodat het niet noodzakelijk is om parkeerplaatsen te realiseren op het Vlietpark en kan het Vlietpark net als voorheen autovrij blijven. Volgens de raad zijn de parkeerdrukmetingen uitgevoerd in een representatieve periode en valt niet in te zien waarom niet ook de parkeerplaatsen voor kort parkeren zouden mogen worden meegenomen, nu ook deze plaatsen een deel van de parkeerbehoefte opvangen. Verder is in het onderzoek verdisconteerd dat ten tijde van de uitvoering daarvan een aantal woningen op het Vlietpark al leeg stond.
2.7. In de Notitie Gemeentelijk Parkeerbeleid van februari 2008 staat dat mogelijkheden tot verbetering van de parkeersituatie worden bekeken bij reconstructies, zoals groot onderhoud. Diverse aspecten van de openbare ruimte worden dan onderzocht. Voorts zijn in deze beleidsnotitie parkeernormen opgenomen waarbij onderscheid wordt gemaakt naar functie, woninggrootte en locatie. De normen dienen strikt te worden toegepast, aldus de notitie. Naar ter zitting onweersproken door de raad is gesteld, valt het Vlietpark in het gebied 'rest bebouwde kom'.
2.8. De gemeentelijke parkeernorm voor de voorziene woningen bedraagt 1,85 parkeerplaats per woning. Gelet op deze parkeernorm dienen voor de 13 nieuwe woningen 24,05 parkeerplaatsen beschikbaar te zijn. In de oude situatie was voor de 12 (kleinere) woningen een parkeernorm van 1,5 van toepassing, resulterend in 18 parkeerplaatsen. Het plan leidt derhalve tot een toename van de parkeerbehoefte met 6 parkeerplaatsen.
2.9. Goudappel Coffeng heeft in opdracht van de projectontwikkelaar en eigenaar, Woningstichting Nieuwkoop, een parkeeronderzoek gedaan waarbij parkeerdrukmetingen zijn uitgevoerd op 25, 26 en 27 september 2009. Dit heeft geresulteerd in het rapport Parkeeronderzoek Vlietpark te Noorden van 7 oktober 2009. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat de verwachte bezettingsgraad in het onderzoeksgebied na realisatie van het herbouwplan met 72% ruim onder de grens van 85% ligt, welke gebruikt wordt als maat voor een acceptabele parkeersituatie. De toekomstige parkeervraag van 24 plaatsen (13 x 1,85) ligt 6 plaatsen hoger dan de huidige parkeervraag. Geconcludeerd wordt dat in de omgeving van het Vlietpark voldoende openbare parkeercapaciteit beschikbaar is om de extra vraag op te vangen.
2.10. Hoewel het plan de aanleg van een aantal parkeerplaatsen op het Vlietpark niet uitsluit, wordt deze mogelijkheid feitelijk als uitgesloten beschouwd, nu de raad in navolging van Woningstichting Nieuwkoop nadrukkelijk heeft aangegeven dat het Vlietpark autovrij zal blijven. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding die mogelijkheid in haar overwegingen te betrekken.
2.10.1. Naar tussen partijen niet in geschil is, is gedurende het toeristische seizoen de parkeerdruk regelmatig kritisch en kan dan aan de parkeerbehoefte niet in voldoende mate worden voldaan. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de raad met deze periode als zijnde niet representatief voor de plaatselijke parkeerbehoefte geen rekening hoefde te houden. Ter zitting heeft de raad er in dit verband op gewezen dat in het rapport van Goudappel Coffeng gemotiveerd is uiteengezet dat de parkeerdrukmetingen zijn uitgevoerd in een representatieve periode. In het rapport is hieromtrent aangegeven dat de metingen zijn uitgevoerd in een representatieve periode omdat er in die periode geen schoolvakantie was en de situaties waarin sprake is van een hogere parkeerdruk vanwege de recreatie op de Nieuwkoopse plassen maar beperkt voorkomen. Gelet op hetgeen [appellant] en anderen op dit punt hebben aangevoerd acht de Afdeling die motivering niet toereikend. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden afgeleid van wanneer tot wanneer volgens de raad het toeristisch seizoen loopt en waarom van een zodanig beperkte periode of incidentele situatie gesproken kan worden dat deze periode buiten beschouwing mocht blijven in het parkeeronderzoek. Nu voorts niet is onderzocht hoe de door het plan veroorzaakte extra parkeerdruk op dagen met een kritische parkeerdruk kan worden opgevangen, is niet inzichtelijk gemaakt dat aan de strikt toe te passen normen uit de Notitie Gemeentelijk Parkeerbeleid in dit geval wordt voldaan. Daarbij betrekt de Afdeling dat ter zitting niet is gebleken dat de bestaande openbare parkeervoorzieningen op korte termijn worden uitgebreid en dat door de raad niet duidelijk is gemaakt waarom de parkeerplaatsen in de blauwe parkeerzone volledig zijn meegeteld in het parkeeronderzoek, ondanks het feit dat langdurig parkeren op deze plaatsen is uitgesloten en deze daarmee voor recreanten en bewoners van het gebied niet bruikbaar zijn.
2.10.2. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb te worden vernietigd.
2.11. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep, voor zover ingesteld door [appellante A], [appellant B], [appellant C], [appellant D] en [appellant E], niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor het overige gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 11 februari 2010 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Partiële herziening van het bestemmingsplan Noorden en Woerdense Verlaat, Vlietpark";
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Nieuwkoop tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Nieuwkoop aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2011
371-676.