Op 16 maart 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht het wijzigingsplan 'De Hoef 2e Fase' vastgesteld. Dit plan voorziet in de wijziging van een agrarische bestemming naar een woonbestemming, met als doel de realisatie van ongeveer 53 woningen. Tegen dit besluit heeft een appellant beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn bezorgdheid uitte over de gevolgen van de woningbouw voor zijn perceel, waaronder verminderd uitzicht en geluidsoverlast van de nabijgelegen Antwerpsestraatweg.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 20 december 2010, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.K.C.M. Nuijten. Het college werd vertegenwoordigd door ir. A.A.C.F. Wierckx en ir. S.F.A.M. Brooijmans. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er geen erfdienstbaarheid rustte op de betrokken grond en dat een grote loods op het perceel van de appellant het zicht vanuit zijn woning op het plangebied belemmerde. De Raad heeft ook overwogen dat de akoestische gevolgen van de woningbouw eerder al waren beoordeeld in een procedure met betrekking tot het moederplan.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geconcludeerd dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De bezwaren van de appellant werden niet gegrond bevonden, en het beroep werd ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 februari 2011, waarbij de beslissing in naam der Koningin werd genomen.