ECLI:NL:RVS:2011:BP4712

Raad van State

Datum uitspraak
16 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004428/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • R.E.A. Matulewicz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijzigingsplan 'De Hoef 2e Fase' en de gevolgen voor de woon- en leefomgeving

Op 16 maart 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht het wijzigingsplan 'De Hoef 2e Fase' vastgesteld. Dit plan voorziet in de wijziging van een agrarische bestemming naar een woonbestemming, met als doel de realisatie van ongeveer 53 woningen. Tegen dit besluit heeft een appellant beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn bezorgdheid uitte over de gevolgen van de woningbouw voor zijn perceel, waaronder verminderd uitzicht en geluidsoverlast van de nabijgelegen Antwerpsestraatweg.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 20 december 2010, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.K.C.M. Nuijten. Het college werd vertegenwoordigd door ir. A.A.C.F. Wierckx en ir. S.F.A.M. Brooijmans. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er geen erfdienstbaarheid rustte op de betrokken grond en dat een grote loods op het perceel van de appellant het zicht vanuit zijn woning op het plangebied belemmerde. De Raad heeft ook overwogen dat de akoestische gevolgen van de woningbouw eerder al waren beoordeeld in een procedure met betrekking tot het moederplan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geconcludeerd dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De bezwaren van de appellant werden niet gegrond bevonden, en het beroep werd ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 16 februari 2011, waarbij de beslissing in naam der Koningin werd genomen.

Uitspraak

201004428/1/R3.
Datum uitspraak: 16 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 maart 2010 heeft het college het wijzigingsplan "De Hoef 2e Fase" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 4 mei 2010, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.K.C.M. Nuijten, advocaat te Bergen Op Zoom, en het college, vertegenwoordigd door ir. A.A.C.F. Wierckx en ir. S.F.A.M. Brooijmans, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het wijzigingsplan vindt zijn grondslag in het geldende bestemmingsplan "De Hoef" dat is vastgesteld op 27 maart 2003. Ingevolge artikel 14, vierde lid, onder A, van de voorschriften van dat bestemmingsplan, voor zover hier van belang, kan het college het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat de bestemming "Agrarisch gebied -A-" wordt gewijzigd in de bestemmingen "Wonen, categorie III" en "Verblijf".
2.2. Het wijzigingsplan voorziet in de wijziging van een agrarische bestemming naar een woonbestemming, opdat in het plangebied ongeveer 53 woningen kunnen worden gerealiseerd.
2.3. [appellant] stelt dat hij als gevolg van de voorziene woningbouw niet langer gebruik kan maken van de achter zijn perceel gelegen gronden om zijn perceel in noodgevallen te verlaten. Verder vreest hij voor aantasting van zijn woon- en leefklimaat in de vorm van verminderd uitzicht en geluidsoverlast van de Antwerpsestraatweg waaraan hij woont.
Ter zitting is naar voren gekomen dat op de bij het plan betrokken grond geen erfdienstbaarheid rust en dat een grote loods op het perceel van [appellant] het zicht vanuit zijn woning in de richting van het plangebied geheel dan wel nagenoeg geheel ontneemt. Verder is in aanmerking genomen dat de gevolgen van de woningbouw en dan met name de akoestische gevolgen voor de Antwerpsestraatweg reeds uitdrukkelijk door de Afdeling zijn beoordeeld in de procedure met betrekking tot het aan het plan ten grondslag liggende moederplan. Het betreffende beroep is ongegrond verklaard (uitspraak van de Afdeling van 8 september 2004 inzake no.
200308585/1). [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden aangedragen die aanleiding geven daarover thans anders te oordelen. Verder is van belang dat bij de nieuwbouw is voorzien in een directe aansluiting op de Scheldestraat, zodat aannemelijk is dat het autoverkeer hoofdzakelijk die weg zal verkiezen boven de smallere daarnaast gelegen Antwerpsestraatweg, waarvoor bovendien eenrichtingsverkeer geldt. Bovendien is ter zitting naar voren gekomen dat de ingebruikname van de randweg een aanzienlijke reductie van het aantal motorvoertuigen op de Scheldeweg tot gevolg heeft gehad.
2.4. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het wijzigingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2011
45-661.