ECLI:NL:RVS:2011:BP4703

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201101392/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen de minister voor Immigratie en Asiel

In deze zaak heeft de minister voor Immigratie en Asiel op 25 november 2010 aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch. Op 20 januari 2011 heeft de rechtbank de beroepen gegrond verklaard, de besluiten van de minister vernietigd en bepaald dat de minister nieuwe besluiten op de aanvragen moet nemen met inachtneming van de uitspraak. De minister heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. De voorzitter overweegt dat het verzoek geen verdere strekking heeft dan te bepalen dat de minister in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank. De voorzitter concludeert dat het niet op voorhand uitgesloten is dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven en dat de uitspraak op het hoger beroep binnen redelijke termijn zal worden gedaan.

Gezien de omstandigheden en het feit dat de schriftelijke uiteenzetting van de vreemdelingen geen bijzondere belangen aantoont die nopen tot onmiddellijke uitvoering van de uitspraak, besluit de voorzitter om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat de minister geen nieuwe besluiten op de aanvragen hoeft te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing is openbaar uitgesproken op 9 februari 2011.

Uitspraak

201101392/2/V2.
Datum uitspraak: 9 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister voor Immigratie en Asiel,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 20 januari 2011 in zaken nrs. 10/41119, 10/42525 en 10/42526 in de gedingen tussen:
[wederpartijen sub 1], mede voor hun minderjarige kinderen,
en [wederpartij sub 2]
en
de minister.
1. Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 25 november 2010 heeft de minister aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 20 januari 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de minister nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 27 januari 2011, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de minister de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de minister in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep aan de aldus bestreden uitspraak geen gevolg hoeft te geven.
2.2. Niet valt op voorhand uit te sluiten dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. Naar het zich thans laat aanzien zal de uitspraak op dat hoger beroep binnen redelijke termijn worden gedaan. Onder die omstandigheden en nu de schriftelijke uiteenzetting van de vreemdelingen geen blijk geeft van bijzondere belangen die er in dit geval toe nopen dat aan de aangevallen uitspraak gevolg wordt gegeven voordat op het hoger beroep is beslist, ziet de voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister geen nieuwe besluiten op de aanvragen hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Vreken, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Vreken
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011
434-594.