ECLI:NL:RVS:2011:BP4701

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201012372/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • J.J. den Broeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake dwangsom bij huurstandplaats in 's-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 februari 2011 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, wonend te [woonplaats], had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch. Dit college had op 15 maart 2010 gelast dat de ingebruikname van een huurstandplaats te 's-Hertogenbosch binnen één maand moest worden gestaakt, met een dwangsom van € 5.000,00 per maand bij niet-naleving, tot een maximum van € 25.000,00. Het college verklaarde het bezwaar van verzoeker ongegrond en de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch had het beroep van verzoeker op 8 november 2010 ongegrond verklaard.

Verzoeker verzocht de voorzitter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet hoefde te voldoen aan de last en geen dwangsommen verbeurde. Tijdens de zitting op 3 februari 2011, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, werd vastgesteld dat de dwangsommen inmiddels van rechtswege waren verbeurd tot het maximum van € 25.000,00. Het college had bovendien toegezegd niet tot invordering van de verbeurde dwangsommen over te gaan totdat de Afdeling uitspraak had gedaan op het hoger beroep.

De voorzitter oordeelde dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, omdat de dwangsommen al verbeurd waren en het college had toegezegd niet te incasseren. Daarom werd het verzoek afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 9 februari 2011.

Uitspraak

201012372/2/H3.
Datum uitspraak: 9 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 8 november 2010 in zaken nrs. 10/3190 en 10/2483 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2010 heeft het college [verzoeker] gelast de ingebruikname van de huurstandplaats [locatie] te 's-Hertogenbosch binnen één maand na dagtekening van dat besluit te staken en gestaakt te houden op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 per maand of gedeelte van een maand dat niet aan deze last wordt voldaan, tot een maximum van € 25.000,00.
Bij besluit van 7 juli 2010 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 18 januari 2011.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2011, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 februari 2011, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. G.J.A. van de Grint, advocaat te 's-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. de Leeuw, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van [verzoeker] strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat hij hangende het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter niet hoeft te voldoen aan de last, geen dwangsommen verbeurt en de reeds verbeurde dwangsommen niet hoeft te betalen.
2.3. De voorzitter stelt vast dat de dwangsommen door tijdsverloop inmiddels van rechtswege zijn verbeurd tot het maximum van € 25.000,00. Voorts heeft het college ter zitting desgevraagd toegezegd niet tot daadwerkelijke invordering van de verbeurde dwangsommen over te gaan, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het door [verzoeker] ingestelde hoger beroep. Onder deze omstandigheden heeft [verzoeker] geen spoedeisend belang bij het treffen van de verzochte voorlopige voorziening. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Den Broeder
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011
187-611.