ECLI:NL:RVS:2011:BP4693

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011740/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • N.I. Breunese-van Goor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Bedrijventerrein Bosscheweg

Op 16 september 2010 heeft de raad van de gemeente Laarbeek het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bosscheweg (deelgebied 1 Wellestraat-Oost)" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen op 16 december 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij op 23 december 2010 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 1 februari 2011 ter zitting behandeld. Tijdens deze zitting waren [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.C.D. van Wetten, aanwezig. Ook was [belanghebbende], vertegenwoordigd door [directeur], aanwezig.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in een bedrijfsbestemming voor gronden nabij een voormalig afwateringskanaal. [Verzoeker] en anderen, omwonenden, hebben bezwaren geuit over de uitbreiding van het bedrijventerrein, die volgens hen zal leiden tot extra geluidshinder. Ze stellen ook dat de raad ten onrechte twee afzonderlijke bestemmingsplannen heeft vastgesteld en dat er een milieu-effectrapportage had moeten worden uitgevoerd. Om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, hebben zij de voorzitter gevraagd het plan te schorsen.

De voorzitter heeft vastgesteld dat de gronden in kwestie eigendom zijn van [belanghebbende]. De directeur van [belanghebbende] heeft verklaard dat er overleg met de gemeente plaatsvindt over een mogelijke verplaatsing van het bedrijf. Hij heeft toegezegd geen omgevingsvergunning aan te vragen en af te zien van herontwikkeling van het plangebied totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Gezien deze toezeggingen heeft de voorzitter geen aanleiding gezien om te oordelen dat er onomkeerbare gevolgen zullen optreden in afwachting van de behandeling van het beroep. Daarom is het verzoek van [verzoeker] en anderen afgewezen. De voorzitter heeft ook opgemerkt dat [verzoeker] en anderen opnieuw een voorlopige voorziening kunnen aanvragen als er een omgevingsvergunning voor bouwen wordt aangevraagd voordat op hun beroep is beslist. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201011740/2/R3.
Datum uitspraak: 7 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], en anderen,
en
de raad van de gemeente Laarbeek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bosscheweg (deelgebied 1 Wellestraat-Oost)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2010, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 februari 2011, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [gemachtigden], de raad, vertegenwoordigd door drs. J.C.D. van Wetten, werkzaam bij de gemeente, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door [directeur] zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet onder meer in het toekennen van een bedrijfsbestemming aan de gronden ter plaatse van en aansluitend aan een voormalig afwateringskanaal.
2.3. [verzoeker] en anderen, omwonenden, kunnen zich niet met het plan verenigen. Zij stellen dat de uitbreiding van het bedrijventerrein - waarmee de mogelijkheid wordt geboden om het ter plaatse aanwezige bedrijf uit te breiden - zal leiden tot extra geluidhinder voor omwonenden. Daarnaast stellen zij dat de raad voor het bedrijventerrein Bosscheweg ten onrechte twee afzonderlijke bestemmingsplannen heeft vastgesteld en dat voor het plan een milieu-effectrapportage had moeten worden uitgevoerd. Ter voorkoming van een onomkeerbare situatie hebben zij de voorzitter gevraagd het plan te schorsen.
2.3.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de in het geding zijnde gronden eigendom zijn van [belanghebbende].
De directeur van [belanghebbende] heeft ter zitting verklaard dat overleg met de gemeente plaatsvindt over de verplaatsing van het bedrijf naar een andere locatie. Als een dergelijke verplaatsing niet mogelijk is, dan is het bedrijf voornemens het bestaande bedrijfsterrein te herontwikkelen. De directeur van [belanghebbende] heeft ter zitting evenwel toegezegd geen omgevingsvergunning voor bouwen aan te vragen en af te zien van de herontwikkeling van het plangebied totdat de Afdeling met betrekking tot het onderhavige bestemmingsplan uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.
Gelet hierop ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Derhalve is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep een voorlopige voorziening wordt getroffen, hetgeen ter zitting ook door [verzoeker] en anderen is bevestigd.
2.3.2. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek van [verzoeker] en anderen te worden afgewezen.
2.3.3. Ten overvloede wijst de voorzitter erop dat het [verzoeker] en anderen vrij staat opnieuw een voorlopige voorziening te vragen indien desondanks een omgevingsvergunning voor bouwen zou worden aangevraagd voordat op hun beroep is beslist.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Breunese-van Goor
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2011
208.