ECLI:NL:RVS:2011:BP4692

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010816/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • N.I. Breunese-van Goor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Bedrijventerrein Bosscheweg

Op 16 september 2010 heeft de raad van de gemeente Laarbeek het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bosscheweg (deelgebied 2 Wellestraat-West)" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen op 16 december 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij op 23 december 2010 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 1 februari 2011 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de raad vertegenwoordigd waren.

In de overwegingen van de voorzitter werd opgemerkt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De voorzitter constateerde dat de woningen van de verzoeker en anderen meer dan 250 meter van het plangebied liggen en dat zij geen vrees hebben voor nadelige gevolgen van het bestemmingsplan. Dit leidde tot de conclusie dat zij mogelijk niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Gelet op deze overwegingen heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 7 februari 2011 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201010816/2/R3.
Datum uitspraak: 7 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], en anderen,
en
de raad van de gemeente Laarbeek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bosscheweg (deelgebied 2 Wellestraat-West)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2010, hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 februari 2011, waar [verzoeker] en anderen, bij monde van [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.C.D. van Wetten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet onder meer in het toekennen van een bedrijfsbestemming aan de gronden ter plaatse van en aansluitend aan een voormalig afwateringskanaal.
2.3. De voorzitter overweegt dat de woningen van [verzoeker] en anderen, zo blijkt uit de verbeelding, op een afstand van meer dan 250 meter van het plangebied liggen. Ter zitting hebben [verzoeker] en anderen desgevraagd aangegeven dat zij niet vrezen voor nadelige gevolgen als gevolg van de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan en dat zij naar hun mening in zoverre niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt. Daarbij hebben zij toegelicht dat zij met name bezwaar hebben tegen het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Bosscheweg (deelgebied 1 Wellestraat-Oost)" dat eveneens op 16 september 2010 door de raad is vastgesteld voor het aangrenzende gebied.
Gelet hierop acht de voorzitter het niet uitgesloten dat de Afdeling het beroep van [verzoeker] en anderen in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal achten, nu twijfel bestaat of zij als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen worden aangemerkt.
2.4. Gezien het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.I. Breunese-van Goor, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Breunese-van Goor
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2011
208.