ECLI:NL:RVS:2011:BP3726

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006612/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor overschrijding redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 9 februari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het Openbaar lichaam volwasseneneducatie Rijnmond (hierna: Oliver) tegen de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De uitspraak betreft een nadere beslissing over de schadevergoeding die Oliver dient te ontvangen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De aanleiding voor deze uitspraak was een eerdere uitspraak van de Afdeling op 14 juli 2010, waarin de rechtbank Rotterdam werd bevestigd en het onderzoek werd heropend voor schadevergoeding op basis van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met twee jaar en zes maanden is overschreden. Dit werd veroorzaakt door de lange duur van de procedure bij de rechtbank, die meer dan zes jaar in beslag nam. De minister van Veiligheid en Justitie heeft in zijn reactie aangegeven dat de schade, berekend op basis van een tarief van € 500,00 per half jaar van overschrijding, op € 2.500,00 wordt gesteld. De Afdeling heeft deze berekening bevestigd en geoordeeld dat de minister de schade correct heeft beoordeeld en berekend.

In de beslissing heeft de Afdeling de minister veroordeeld tot betaling van € 2.500,00 aan Oliver als vergoeding voor de immateriële schade die is geleden door de overschrijding van de redelijke termijn. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 9 februari 2011, waarbij de betrokken rechters en de ambtenaar van staat aanwezig waren.

Uitspraak

201006612/1/H2.
Datum uitspraak: 9 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Nadere uitspraak inzake vergoeding van de door een partij geleden schade (artikel 8:73, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
Het Openbaar lichaam volwasseneneducatie Rijnmond, gevestigd te Rotterdam (hierna: Oliver),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 23 oktober 2009 in zaak nr. 03/2968 in het geding tussen:
Oliver
en
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 14 juli 2010 in zaak nr.
200909287/1, heeft de Afdeling de aangevallen uitspraak bevestigd en heeft de Afdeling daarbij met toepassing van artikel 8:73, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek heropend ter voorbereiding van een uitspraak inzake schadevergoeding.
De minister van Justitie, thans de minister van Veiligheid en Justitie, heeft een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de voorgezette behandeling, gevoegd met zaak nr.
201006611/1/H2, aan de orde gesteld op de zitting van 2 november 2010.
Na de zitting zijn de zaken weer gesplitst.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling heeft in de uitspraak van 14 juli 2010 in zaak nr.
200909287/1/H2geoordeeld dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) met twee jaar en zes maanden is overschreden. Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat de behandeling van het beroep door de rechtbank ruim zes jaar heeft geduurd.
2.2. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 24 december 2008 in zaak nr.
200802629/1) volgt dat in dit soort gevallen moet worden uitgegaan van een tarief van € 500,00 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
2.3. De minister heeft in zijn reactie vermeld dat in deze zaak de redelijke termijn in de rechterlijke fase met twee jaar en zes maanden is overschreden. Uit de reactie volgt dat de minister, uitgaande van € 500,00 per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond, de schade in deze zaak heeft begroot op een bedrag van € 2.500,00. Hij heeft in zijn reactie vermeld dat de Staat dit bedrag aan Oliver zal betalen.
2.4. De minister heeft aldus de overschrijding van de redelijke termijn in de rechterlijke fase op juiste wijze beoordeeld en is van het juiste tarief voor de berekening van de schade uitgegaan. De minister heeft het bedrag van de schade voorts juist berekend.
2.5. De Afdeling zal met toepassing van artikel 8:73 van de Awb de minister veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.500,00 aan Oliver, als vergoeding voor door hem in de rechterlijke fase geleden immateriële schade.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
veroordeelt de minister van Veiligheid en Justitie om aan het Openbaar lichaam volwasseneneducatie Rijnmond te betalen een vergoeding van € 2.500,00 (zegge: vijfentwintighonderd euro).
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011
507.