201001161/1/R2.
Datum uitspraak: 9 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Arco Meubelfabriek B.V., gevestigd te Winterswijk (hierna: Arco),
appellante,
de raad van de gemeente Winterswijk,
verweerder.
Bij besluit van 17 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Spoorzone - de Driemark" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Arco bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 januari 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 maart 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2010, waar Arco, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, advocaat te Apeldoorn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Bandel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de toekenning van een bestemming voor maatschappelijke doeleinden aan de spoorzone te Winterswijk. Blijkens de plantoelichting wordt beoogd om op deze locatie een middelbare school, een sporthal en bijbehorende voorzieningen te realiseren.
2.2. Arco voert aan dat met het plan onvoldoende rekening is gehouden met de huidige en toekomstige bedrijfsbelangen van haar meubelfabriek. De uitbreidingsmogelijkheden worden, gelet op de geldende geluidsnormen, door het plan beperkt of wellicht onmogelijk gemaakt. Arco voert aan schade te lijden door het plan.
Verder voert Arco aan dat de toegestane bouwhoogte en bebouwingspercentage voor Arco problematisch is.
2.3. De raad stelt dat het plan niet leidt tot het hinderen van de bedrijfsbelangen van Arco. De raad stelt dat bij de uitgevoerde milieuhygiënetoets in relatie met de huidige geluidsruimte is gebleken dat de nieuwe ontwikkeling geen gevolgen heeft voor de bedrijfsactiviteiten van het Arco. Verder stelt de raad dat op grond van het geluidsbeleid van het gemeentebestuur een toename van geluidsproductie door Arco niet is toegestaan. De uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf zijn derhalve reeds op grond van dit beleid uitgesloten.
Verder stelt de raad dat de gekozen bouwhoogte stedenbouwkundig passend is in deze omgeving omdat het te bouwen schoolgebouw onderdeel gaat uitmaken van een groter geheel.
2.4. Met betrekking tot het betoog dat het plan de bedrijfsvoering van Arco zou kunnen belemmeren overweegt de Afdeling het volgende. Ter zitting is vast komen te staan dat de bestaande bedrijfsactiviteiten van Arco niet worden belemmerd door het plan. Het betoog van Arco ziet derhalve op eventuele belemmeringen van de bedrijfsvoering in het geval van uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten. Noch uit de stukken noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat Arco concrete plannen heeft waarmee de raad bij de vaststelling van het plan rekening had moeten houden. Overigens is niet aangegeven waarom een eventuele uitbreiding op het punt van geluid tot problemen zou leiden. De Afdeling is gezien het voorgaande van oordeel dat de raad in redelijkheid aan hierbedoelde bezwaren geen overwegende betekenis hoefde toe te kennen.
2.5. Het betoog van Arco dat de toegestane bouwhoogte en bebouwingspercentage voor Arco tot problemen zal leiden is niet nader onderbouwd. Reeds om die reden kan het niet slagen.
2.6. In hetgeen Arco heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.P. de Rooy, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. De Rooy
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011