ECLI:NL:RVS:2011:BP3673

Raad van State

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007165/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen subsidiebesluit voor ICT-scholingsproject door CA-ICT

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had op 17 juni 2010 geoordeeld dat het besluit van de staatssecretaris om de subsidie voor het project 'ICTscholing 2006-2007' van de Stichting Centrum Arbeidsmarktvraagstukken Informatie en Communicatie Technologie (CA-ICT) lager vast te stellen, onterecht was. De staatssecretaris had de subsidie vastgesteld op € 9.877.777,00, terwijl CA-ICT een hoger bedrag had aangevraagd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte kosten van deelnemers die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland buiten beschouwing had gelaten bij de subsidievaststelling.

De Raad van State heeft de zaak op 9 februari 2011 behandeld. De staatssecretaris betoogde dat de rechtbank de subsidieverlening ten onrechte rechtstreeks had getoetst aan de Europese verordening, terwijl deze verordening geen rechtstreekse werking zou hebben. De Raad van State oordeelde echter dat de verordening wel degelijk verbindend is en dat de staatssecretaris de kosten van de deelnemers in Flevoland niet buiten beschouwing had mogen laten. De Raad van State vernietigde het besluit van de staatssecretaris van 13 maart 2009 en herstelde de subsidievaststelling, waarbij de subsidie voor de deelnemers in Flevoland werd vastgesteld op € 103.938,50.

De uitspraak bevestigt dat projecten die gericht zijn op scholing van werkenden in beginsel voor subsidie in aanmerking komen, tenzij specifieke uitzonderingen van toepassing zijn. De Raad van State oordeelde dat in dit geval geen van de uitzonderingen van toepassing was, waardoor de kosten voor de deelnemers in Flevoland alsnog subsidiabel zijn. De staatssecretaris werd ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van CA-ICT.

Uitspraak

201007165/1/H2.
Datum uitspraak: 9 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (voorheen en thans: de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid),
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 juni 2010 in zaak nr. 09/1079 in het geding tussen:
de stichting Stichting Centrum Arbeidsmarktvraagstukken Informatie en Communicatie Technologie (hierna: CA-ICT)
en
de staatssecretaris.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2008 heeft de staatssecretaris de aan CA-ICT ten behoeve van het project 'ICTscholing 2006-2007, Getronics PinkRoccade Nederland B.V.' (hierna: het project) verleende subsidie lager vastgesteld op € 9.877.777,00.
Bij besluit van 13 maart 2009 heeft de staatssecretaris het door CA-ICT daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juni 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door CA-ICT daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en bepaald dat de minister, als rechtsopvolger van de staatssecretaris, een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2010, hoger beroep ingesteld.
CA-ICT heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2011, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. R.A. van der Oord, werkzaam bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en CA-ICT, vertegenwoordigd door mr. R. van den Berg Jeths, advocaat te Eindhoven, vergezeld van A.A.J.M. Spaninks, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De subsidie is verstrekt uit het Europees Sociaal Fonds (hierna: het ESF), één van de structuurfondsen van de Europese Unie. Krachtens artikel 161 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, thans, na wijziging, artikel 177 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: het VWEU), is de Verordening nr. 1260/1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (Pb EG 1999 L 161/1) vastgesteld, waarin de hoofdlijnen van het structuurfondsenbeleid zijn neergelegd. Ten aanzien van het ESF is de Verordening nr. 1784/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 1999 vastgesteld (PB 1999 L 213). Onder verwijzing naar de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen (C(2000)1127) van 8 augustus 2000, waarbij de Commissie het Enig Programmerings Document (hierna: het EPD) voor de structurele bijstandsverlening van de Gemeenschap in de in Nederland onder doelstelling 3 vallende regio's heeft goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2006, heeft de minister de Subsidieregeling ESF-3 (Stcrt. 2001, 118, zoals nadien gewijzigd) vastgesteld.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van de Kaderwet SZW-subsidies kan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het werkgelegenheidsbeleid en het arbeidsmarktbeleid.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kunnen, onverminderd hoofdstuk 3 van de Financiële-verhoudingswet, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van de minister ter zake van de verstrekking van subsidie regels worden gesteld […].
De Subsidieregeling ESF-3 is vastgesteld krachtens artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling ESF-3, zoals die gold sinds 29 mei 2005, komen voor subsidie in aanmerking projecten met betrekking tot scholing van werkenden.
Ingevolge het tweede lid wordt krachtens deze regeling geen subsidie verleend voor projecten:
a. die zich richten op werkloos werkzoekenden die woonachtig zijn in de provincie Flevoland;
b. die zich richten op de scholing van werkenden ten behoeve van ondernemingen die zijn gevestigd in de provincie Flevoland;
c. als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 2e, of onderdelen e tot en met g, welke worden uitgevoerd in de provincie Flevoland, dan wel zich richten op aldaar woonachtige personen.
2.2. Bij besluit van 29 maart 2006 heeft de staatssecretaris ten behoeve van het project, dat betrekking heeft op het opleiden van 10.000 werknemers van Getronics, aan CA-ICT een subsidie verleend van maximaal € 14.366.390,00. Daarbij is er onder meer op gewezen dat na realisatie van het project na een verzoek van de begunstigde de subsidievaststelling zal plaatsvinden aan de hand van hetgeen bij en krachtens de Subsidieregeling ESF-3 is bepaald.
Bij besluit van 24 november 2008, gehandhaafd bij besluit van 13 maart 2009, heeft de staatssecretaris de aan CA-ICT verleende subsidie lager vastgesteld op € 9.877.777,00. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat, voor zover hier van belang, ingevolge artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Subsidieregeling ESF-3 geen subsidie wordt verleend voor projecten die zich richten op de scholing van werkenden ten behoeve van ondernemingen die zijn gevestigd in de provincie Flevoland. Aangezien in de einddeclaratie € 207.877,00 is opgenomen aan kosten betreffende 162 deelnemers die bij een vestiging van Getronics in Flevoland werkzaam zijn, dienen deze in zoverre bij de subsidievaststelling buiten beschouwing te worden gelaten. De staatssecretaris stelt zich daarbij op het standpunt dat niet van belang is dat Getronics statutair niet in Flevoland is gevestigd, nu het gaat om de plaats waar de bedrijfsactiviteiten (fysiek) plaatsvinden.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat het besluit van 13 maart 2009 wordt vernietigd wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Daarbij heeft zij overwogen dat de staatssecretaris, door bij de subsidievaststelling de kosten betreffende de deelnemers werkzaam bij een vestiging van Getronics in Flevoland buiten beschouwing te laten, miskent dat subsidie is aangevraagd en verleend voor het project als samenhangend geheel van scholingsactiviteiten voor alle werknemers van Getronics. Dat 162 van de 10.000 deelnemers werkzaam zijn bij een vestiging in Flevoland, maakt naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat in zoverre sprake is van een project - als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, van de Subsidieregeling ESF-3 - dat gericht is op scholing van werkenden ten behoeve van ondernemingen die zijn gevestigd in de provincie Flevoland.
2.4. De staatssecretaris betoogt dat de rechtbank de subsidieverlening ten onrechte rechtstreeks heeft getoetst aan Verordening 1260/1999, nu ter uitvoering van die verordening uitvoeringsmaatregelen zijn vastgesteld en de verordening gelet daarop geen rechtstreekse werking heeft. Het in beroep besteden besluit moet volgens de staatssecretaris dan ook worden getoetst aan de Subsidieregeling ESF-3.
2.4.1. Ingevolge artikel 288 van het VWEU is een verordening verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in het arrest van 27 september 1979, nr. 230/78, Eridania (punt 35; eur-lex.europa.eu) overwogen dat de rechtstreekse toepasselijkheid van een verordening niet onverenigbaar is met de uitoefening door een lidstaat van zijn bevoegdheid om op basis van die verordening uitvoeringsmaatregelen vast te stellen. Uit dit arrest volgt evenwel niet dat de verordening daardoor zijn rechtstreekse toepasselijkheid verliest. Het betoog faalt.
2.5. Het betoog van de staatssecretaris dat ingevolge artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling ESF-3 geen subsidie wordt verleend voor projecten welke worden uitgevoerd in de provincie Flevoland, dan wel zich richten op aldaar woonachtige personen, zodat, nu bij de eindcontrole van het project bleek dat het mede was gericht op het opleiden van werknemers van een vestiging van Getronics in Flevoland, de in zoverre gemaakte kosten buiten beschouwing dienen te worden gelaten, gaat voorbij aan de overwegingen van de rechtbank. Het betoog kan reeds daarom niet leiden tot het ermee beoogde doel.
2.6. Ambtshalve wordt overwogen dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak tot uitdrukking heeft gebracht dat het besluit van 13 maart 2009 zal worden vernietigd, maar heeft nagelaten dat besluit in het dictum te vernietigen. Dit is in strijd met artikel 8:77, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover in het dictum is nagelaten het besluit van 13 maart 2009 te vernietigen voor zover de staatssecretaris daarbij de projectkosten die betrekking hebben op de deelnemers die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland buiten beschouwing heeft gelaten, en dient voor het overige, voor zover aangevallen, te worden bevestigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het besluit van 13 maart 2009 in zoverre alsnog vernietigen. Bij vernietiging van een besluit dient de bestuursrechter de mogelijkheden tot definitieve beslechting van het geschil te onderzoeken. De Afdeling ziet gelet daarop aanleiding om te bezien of het mogelijk is met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb ook verder zelf in de zaak te voorzien.
2.6.1. Het project waarvoor CA-ICT subsidie heeft aangevraagd, heeft betrekking op de scholing van werkenden. Dergelijke projecten komen op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling ESF-3 in beginsel voor subsidie in aanmerking. Het tweede lid bevat hierop een aantal uitzonderingen. Ter beantwoording ligt hier de vraag voor, of het project, voor zover dat betrekking heeft op deelnemers die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland, onder één van de drie in het tweede lid bedoelde uitzonderingen valt. Ten eerste is, zoals uit het hiervoor onder 2.5 overwogene volgt, de staatssecretaris niet opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat de omstandigheid dat 162 van de 10.000 deelnemers werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland nog niet maakt dat in zoverre sprake is van een project als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, dat gericht is op scholing van werkenden ten behoeve van ondernemingen die zijn gevestigd in de provincie Flevoland. In deze zaak moet er dan ook van uit worden gegaan dat geen sprake is van een project als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b. Ten tweede is evenmin sprake van een project als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, nu het project zich niet richt op werkloos werkzoekenden die in de provincie Flevoland woonachtig zijn. Tot slot is ook geen sprake van een project als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, nu het niet gaat om een project, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, sub 2e, en onder e tot en met g. Nu geen van de drie uitzonderingen geldt, is geen sprake van een project waarvoor ingevolge artikel 3, tweede lid, van de Subsidieregeling ESF-3 geen subsidie wordt verleend en komen de projectkosten, voor zover die betrekking hebben op deelnemers die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland, alsnog op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, voor subsidie in aanmerking. Ter zitting is komen vast te staan dat tussen partijen niet in geschil is dat deze kosten € 207.877,00 bedragen. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Subsidieregeling ESF-3 bedraagt de subsidie 50% van de subsidiabele kosten. Hieruit vloeit voort dat de subsidie voor het project, voor zover het de deelnemers die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland betreft, alsnog op € 103.938,50 moet worden vastgesteld.
2.6.2. Gelet op het vorenoverwogene zal de Afdeling het primaire besluit van 24 november 2008, voor zover daarbij de projectkosten die betrekking hebben op deelnemers die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland buiten beschouwing zijn gelaten, herroepen. De Afdeling zal op de hierna te melden wijze zelf in de zaak voorzien en stelt de door de staatssecretaris aan CA-ICT te betalen subsidie, voor zover het de deelnemers betreft die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland, vast op € 103.938,50.
2.7. De staatssecretaris dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 juni 2010 in zaak nr. 09/1079, voor zover is nagelaten het besluit van 13 maart 2009 te vernietigen;
III. bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
IV. vernietigt het besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 maart 2009, kenmerk WBJA/JA-BBS/2009/1284, voor zover daarbij de projectkosten die betrekking hebben op de deelnemers die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland buiten beschouwing zijn gelaten;
V. verklaart het bezwaar gegrond;
VI. herroept het besluit van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 november 2008, kenmerk 2005/3d/0430, voor zover daarbij de projectkosten die betrekking hebben op deelnemers die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland buiten beschouwing zijn gelaten;
VII. stelt de subsidie, voor zover het de deelnemers die werkzaam zijn bij een vestiging van Getronics in Flevoland betreft, vast op € 103.938,50;
VIII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
IX. veroordeelt de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij de Stichting Centrum Arbeidsmarktvraagstukken Informatie en Communicatie Technologie in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
X. bepaalt dat van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een griffierecht van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. K.J.M. Mortelmans en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Wieland, ambtenaar van staat.
w.g. Polak w.g. Wieland
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2011
502.