ECLI:NL:RVS:2011:BP3658

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201011019/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • S.H. Nienhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan 'Randmeer' en voorlopige voorziening voor nieuwe jachthaven in Bunschoten-Spakenburg

Op 4 februari 2011 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan 'Randmeer', vastgesteld door de raad van de gemeente Bunschoten op 16 september 2010. De stichting Oostmaat, samen met andere verzoekers, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om voorlopige voorzieningen. De verzoeken zijn ingediend op verschillende data in november en december 2010, waarbij de stichting Oostmaat op 10 januari 2011 specifiek vroeg om een voorlopige voorziening.

De voorzitter heeft de verzoeken op 21 januari 2011 ter zitting behandeld. De stichting Oostmaat, vertegenwoordigd door mr. J. Haakmeester, en [verzoekster sub 3], vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, waren aanwezig, evenals de raad van de gemeente Bunschoten, vertegenwoordigd door mr. S.W. Knoop. De voorzitter heeft overwogen dat het plangebied aan de noordzijde van Spakenburg ligt en dat het bestemmingsplan onder andere een nieuwe jachthaven en woningbouwproject Zuyderzee mogelijk maakt.

De voorzitter heeft vastgesteld dat het verzoek van [verzoeker sub 2] en anderen om schorsing van de bestemmingen 'Sport' en 'Groen' niet voldoet aan het vereiste spoedeisende belang, omdat de bouwwerkzaamheden reeds vergund zijn. Evenzo zijn de verzoeken van [verzoekster sub 3] en de stichting Oostmaat om schorsing van de bestemmingen 'Woongebied' en 'Gemengd' afgewezen, omdat er toezeggingen zijn gedaan over het indienen van omgevingsvergunningen.

Wel heeft de voorzitter het plandeel met de bestemming 'Water' en de functieaanduiding 'jachthaven' geschorst, omdat het maximale aantal ligplaatsen niet voldoende was gewaarborgd in de planregels. De raad is veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de stichting Oostmaat, terwijl voor de andere verzoekers geen aanleiding voor proceskostenveroordeling bestond. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 februari 2011.

Uitspraak

201011019/2/R2.
Datum uitspraak: 4 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. de stichting Stichting Oostmaat,
2. [verzoeker sub 2] en anderen,
3. [verzoekster sub 3], waarvan de vennoten zijn [vennoot A], [vennoot B] en [vennoot C],
allen wonend dan wel gevestigd te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten,
en
de raad van de gemeente Bunschoten,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Randmeer" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer de stichting Oostmaat bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 november 2010, [verzoeker sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 december 2010, en [verzoekster sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2010, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 januari 2011, heeft de stichting Oostmaat de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 december 2010, hebben [verzoeker sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2010, heeft [verzoekster sub 3] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 21 januari 2011, waar de stichting Oostmaat, vertegenwoordigd door mr. J. Haakmeester, advocaat te Baarn, en [verzoekster sub 3], vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Utrecht, en vergezeld door N.B. Heyning, en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.W. Knoop, advocaat te Zwolle, en vergezeld door ir. M. Mur en J.E.P.M. Reijnen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plangebied is gelegen aan de noordzijde van Spakenburg en grenst aan het Eemmeer. Het plan legt deels de reeds bestaande situatie vast en maakt daarnaast een aantal ontwikkelingen mogelijk, waaronder een nieuwe jachthaven en het project Zuyderzee dat voorziet in de bouw van maximaal 155 woningen.
2.3. Het verzoek van [verzoeker sub 2] en anderen is gericht op schorsing van de plandelen met de bestemmingen "Sport" en "Groen" voor zover die betrekking hebben op de zuidelijke staantribune van het hoofdvoetbalveld van S.V. Spakenburg.
De vereniging S.V. Spakenburg heeft bij brief van 20 januari 2011 meegedeeld dat de bouwwerkzaamheden die momenteel worden uitgevoerd aan de zuidelijke staantribune van het hoofdveld in 2007 zijn vergund door middel van een bouwvergunning. Uit de stukken blijkt dat voor de zuidelijke staantribune op 27 november 2007 een vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en een bouwvergunning is verleend. Voorts zegt S.V. Spakenburg in de eerdergenoemde brief toe om niet meer of anders dan het reeds vergunde uit te voeren en geen omgevingsvergunning voor het oprichten van bouwwerken aan te vragen voordat het onderhavige bestemmingsplan definitief is.
Gelet hierop ontbreekt het voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoedeisende belang en dient het verzoek van [verzoeker sub 2] en anderen te worden afgewezen.
2.4. Het verzoek van [verzoekster sub 3] is gericht tegen de plandelen met de bestemming "Woongebied" - het woningbouwproject Zuyderzee - voor zover die plandelen binnen een straal van 50 meter rondom het bedrijf van [verzoekster sub 3] zijn gesitueerd. Het verzoek van de stichting Oostmaat is eveneens mede gericht op schorsing van het woningbouwproject Zuyderzee en daarnaast ook op schorsing van de in dat project voorziene horeca.
Bij brief van 18 januari 2011 heeft de Ontwikkelingscombinatie Zuyderzee V.O.F. toegezegd dat vóór 1 juli 2011 geen omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden ingediend voor het woningbouwproject Zuyderzee te Bunschoten-Spakenburg en tevens dat vóór 1 augustus 2011 geen werkzaamheden zullen worden verricht voor dit project.
Gelet hierop ontbreekt het voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste spoedeisende belang en dienen de verzoeken van [verzoekster sub 3] en de stichting Oostmaat, voor zover die zijn gericht tegen de bestemming "Woongebied" en de bestemming "Gemengd" met de nadere functieaanduiding 'horeca', te worden afgewezen.
2.5. Het verzoek van de stichting Oostmaat is tevens gericht op schorsing van het plandeel dat is bestemd als "Water" met de nadere functieaanduiding 'jachthaven'. Ten aanzien van deze nieuwe jachthaven voert de stichting Oostmaat aan dat het beoogde maximale aantal van 90 ligplaatsen ten onrechte niet is opgenomen in de planregels en dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom tussen de jachthaven en de nieuwe woningen de richtafstand van 50 meter niet is aangehouden die wordt aanbevolen in de VNG-brochure.
2.6. De raad stelt zich op het standpunt dat het maximale aantal van 90 ligplaatsen is vermeld in de plantoelichting. Tevens is in de door het college van gedeputeerde staten van Utrecht verleende vergunning ingevolge artikel 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) als voorschrift opgenomen dat maximaal 90 ligplaatsen mogen worden aangelegd in de nieuwe jachthaven. Hiermee is het maximale aantal ligplaatsen voldoende gewaarborgd, aldus de raad.
2.7. Aan de plantoelichting komt op zichzelf geen bindende betekenis toe. Voorts is de voorzitter vooralsnog van oordeel dat het opnemen van een maximaal aantal ligplaatsen in de voorschriften bij de Nbw-vergunning voor de aanleg en het in gebruik hebben van de nieuwe jachthaven onvoldoende planologische waarborgen biedt. Hierbij is van belang dat de desbetreffende Nbw-vergunning is verleend aan het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten (hierna: het college). Het college is niet de toekomstige exploitant van de nieuwe jachthaven, zodat het plan wegens het gebrek aan een bepaling hieromtrent in de planregels onder andere geen basis biedt voor eventueel toekomstig handhavend optreden wegens overschrijding van het beoogde maximale aantal van 90 ligplaatsen.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding om het plandeel dat ziet op de nieuwe jachthaven met de bestemming "Water" en de nadere functieaanduiding 'jachthaven' te schorsen. Hetgeen de stichting Oostmaat voor het overige heeft aangevoerd tegen de nieuwe jachthaven, behoeft hierdoor geen nadere bespreking.
2.8. De raad dient ten aanzien van de stichting Oostmaat op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [verzoeker sub 2] en anderen en [verzoekster sub 3] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Bunschoten van 16 september 2010, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Water" en de nadere functieaanduiding 'jachthaven' dat ziet op de nieuwe jachthaven;
II. wijst de verzoeken van [verzoeker sub 2] en anderen en [verzoekster sub 3] en het verzoek van de stichting Stichting Oostmaat voor het overige af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Bunschoten tot vergoeding van bij de stichting Stichting Oostmaat in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Bunschoten aan de stichting Stichting Oostmaat het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Nienhuis
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2011
317-571.