ECLI:NL:RVS:2011:BP3656

Raad van State

Datum uitspraak
4 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201010535/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.H. Kuggeleijn-Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Middelwaard West en Buitengebied Lienden

Op 4 februari 2011 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Middelwaard West en Buitengebied Lienden 1974 gedeeltelijke herziening BL". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Buren op 28 september 2010, voorziet in de mogelijkheid tot vestiging van een nieuw op- en overslagbedrijf voor zand, grind en klei aan de zuidelijke oever van de Neder-Rijn nabij Rhenen. De stichting Werkgroep Milieubeheer Rhenen (WMR) heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd behandeld op 21 januari 2011, waarbij WMR werd vertegenwoordigd door drs. J.J. Scholten en A. Derks, en de gemeente door H. de Voogd. Ook K3 Industriezand B.V. was als partij aanwezig, vertegenwoordigd door mr. A.P.J. Blokland.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat het verzoek van WMR gericht was op schorsing van de plandelen die de nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. K3 Industriezand B.V. had toegezegd geen omgevingsvergunning aan te vragen en geen bouwwerken te realiseren voordat de Afdeling uitspraak had gedaan in de bodemprocedure. Tevens werd aangegeven dat het eigendomsrecht van het perceel niet zou worden vervreemd. De voorzitter concludeerde dat er geen onomkeerbare gevolgen te verwachten waren in afwachting van de behandeling van het beroep, en dat er derhalve geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek werd afgewezen, met de mogelijkheid voor WMR om zich opnieuw tot de voorzitter te wenden indien er zich onomkeerbare gevolgen zouden voordoen.

De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. R.J. Hoekstra, in aanwezigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat, en werd openbaar uitgesproken op 4 februari 2011.

Uitspraak

201010535/2/R2.
Datum uitspraak: 4 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de stichting Stichting Werkgroep Milieubeheer Rhenen, gevestigd te Rhenen, (hierna: WMR)
verzoekster,
en
de raad van de gemeente Buren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 september 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Middelwaard West en Buitengebied Lienden 1974 gedeeltelijke herziening BL" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer WMR bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 november 2010, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft WMR de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 januari 2011, waar WMR, vertegenwoordigd door drs. J.J. Scholten en A. Derks, en de raad, vertegenwoordigd door H. de Voogd, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid K3 Industriezand B.V., vertegenwoordigd door mr. A.P.J. Blokland, advocaat te Ede, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet, voor zover hier van belang, in de mogelijkheid tot vestiging van een nieuw op- en overslagbedrijf voor zand, grind en klei aan de zuidelijke oever van de Neder-Rijn in de buurt van Rhenen en in de mogelijkheid tot het afgraven van een deel van de gronden die grenzen aan de bestaande voormalige zandwinplas.
2.3. Het verzoek van WMR is gericht op schorsing van de plandelen die deze nieuwe ontwikkelingen mogelijk maken. Ter zitting is namens K3 Industriezand B.V. toegezegd dat geen omgevingsvergunning zal worden aangevraagd voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van het nieuwe op- en overslagbedrijf noch zal worden overgegaan tot verwezenlijking van een rivierkade en keerwanden, voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Tevens is namens K3 Industriezand B.V. toegezegd dat het eigendomsrecht van het perceel waarop het nieuwe op- en overslagbedrijf wordt gevestigd niet zal worden vervreemd voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.
Ten aanzien van de voorgenomen afgraving en verdieping van een deel van de voormalige zandwinplas, waarvoor in 2008 een thans onherroepelijke vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet is verleend, overweegt de voorzitter dat namens K3 Industriezand B.V. is meegedeeld dat het civieltechnisch mogelijk is om bij eventuele vernietiging van het bestreden besluit de situatie in de oorspronkelijke toestand te herstellen door de reeds afgegraven grond terug te storten.
2.4. Gelet op het hiervoor overwogene ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat zich in afwachting van de behandeling van het beroep door de Afdeling onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Derhalve is niet gebleken van een spoedeisend belang dat rechtvaardigt dat in afwachting van de behandeling van het beroep in zoverre een voorlopige voorziening wordt getroffen, zodat het verzoek wordt afgewezen. In het geval dat volgens WMR alsnog sprake is van een situatie waarin zich onomkeerbare gevolgen kunnen voordoen voordat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de bodemprocedure, staat het WMR vrij zich opnieuw tot de voorzitter te wenden met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2011
317-571.