ECLI:NL:RVS:2011:BP3649

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201007504/5/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • Z. Huszar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Zuidelijke Schil gemeente Leiden

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap Vebra N.V. een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan 'Zuidelijke Schil' van de gemeente Leiden. Dit bestemmingsplan, goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 21 juni 2010, voorziet in de bouw van zes woningen, met een mogelijkheid tot acht woningen op een specifiek perceel. Vebra N.V. betoogt dat het bestemmingsplan onterecht het aantal woningen beperkt, terwijl eerdere plannen geen dergelijke beperking kenden. Vebra N.V. heeft reeds aanvragen ingediend voor een bouwvergunning voor een groter aantal woningen en verzoekt de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen zodat de bouw kan doorgaan.

De voorzitter heeft het verzoek op 7 januari 2011 ter zitting behandeld, waar Vebra N.V. werd vertegenwoordigd door J. Hospes en J. Verbaan, en het college door ing. H.L. de Lange. De raad van de gemeente Leiden was ook aanwezig, vertegenwoordigd door G.C. Schramm. De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het college heeft aangegeven dat een verbouwing tot bedrijfsruimte met bovenwoningen mogelijk is, maar dat een groter aantal woningen niet wenselijk is.

De voorzitter concludeert dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de weigering van de bouwvergunning onherroepelijk is en er geen basis is voor schorsing van het besluit. De voorzitter wijst het verzoek af, waarbij het belang van de raad bij het in stand houden van het bestemmingsplan zwaarder weegt dan het belang van Vebra N.V. bij schorsing. De beslissing wordt openbaar uitgesproken op 2 februari 2011.

Uitspraak

201007504/5/R1.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de naamloze vennootschap Vebra N.V., gevestigd te Leiden,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juni 2010, kenmerk PZH-2010-1776618860, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Leiden bij besluit van 12 november 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Zuidelijke Schil".
Tegen dit besluit heeft onder meer Vebra N.V. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 november 2010, heeft Vebra N.V. de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 januari 2011, waar Vebra N.V., vertegenwoordigd door J. Hospes, werkzaam bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Visiplan B.V., en J. Verbaan, en het college, vertegenwoordigd door ing. H.L. de Lange, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar de raad, vertegenwoordigd door G.C. Schramm, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Vebra N.V. betoogt dat het bestemmingsplan ten onrechte bij recht slechts voorziet in zes woningen, en na vrijstelling acht, ter plaatse van het perceel ten noorden van de Hoge Rijndijk 96 (hierna: het perceel), terwijl in het ontwerpplan en in het voorheen geldende plan "Hoge Rijndijkbuurt" geen beperking ten aanzien van het aantal woningen was opgenomen. Vebra N.V. beoogt met haar verzoek te bereiken dat haar een bouwvergunning wordt verleend voor de door haar gewenste woningbouw. Hiertoe heeft zij reeds aanvragen ingediend.
2.3. Het college heeft zich in navolging van de raad op het standpunt gesteld dat een verbouwing van de bestaande bebouwing op het perceel tot bedrijfsruimte met bovenwoningen wel een verbetering van de omgeving kan betekenen, maar dat een groter aantal dan acht woningen op het binnenterrein niet wenselijk is.
2.4. De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sleutelgoed III B.V. heeft op 10 maart 2008 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders tot het verlenen van vrijstelling en een bouwvergunning voor het verbouwen van een bedrijfsgebouw tot bedrijfsruimte en zestien appartementen op het perceel. Bij besluit van 3 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders geweigerd vrijstelling en bouwvergunning te verlenen. In de uitspraak van 20 oktober 2010, zaak nr.
201001496/1/H1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 december 2009 in zaak nr. 09/809 waarin het bezwaar dat tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders was ingesteld ongegrond is verklaard, bevestigd. Nu de Afdeling in hoger beroep uitspraak heeft gedaan waardoor de weigering tot het verlenen van de gevraagde bouwvergunning onherroepelijk is, bestaat in zoverre geen spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening kan rechtvaardigen.
2.5. Ter zitting is gebleken dat Vebra N.V. op 7 juni 2010 een aanvraag tot het verlenen van een bouwvergunning voor wederom zestien woningen op het perceel heeft ingediend. Het college van burgemeester en wethouders heeft bij besluit van 16 september 2010 deze aanvraag geweigerd. De raad heeft ter zitting aangegeven dat het college van burgemeester en wethouders nog niet heeft beslist op het daartegen door Vebra N.V. gemaakte bezwaar. De voorzitter acht in zoverre een spoedeisend belang aanwezig zodat zal worden bezien of aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6. De voorzitter overweegt dat het verzoek er toe strekt dat verwezenlijking van het bouwplan, zoals aangevraagd op 7 juni 2010, mogelijk wordt, terwijl het bestemmingsplan niet in die mogelijkheid voorziet. Vebra N.V. is in zoverre niet gebaat bij schorsing van enig deel van het bestreden besluit aangezien daarmee verwezenlijking van het bouwplan niet mogelijk wordt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is te verstrekkend. Voor zover Vebra N.V. beoogt te bereiken dat bij het nemen van de beslissing op bezwaar ten aanzien van de weigering haar bouwvergunning te verlenen het voorheen geldende bestemmingsplan "Hoge Rijndijkbuurt" van toepassing is, overweegt de voorzitter dat, mocht dit het geval zijn, hierdoor het schorsen van de goedkeuring van het plandeel onomkeerbare gevolgen kan hebben. De voorzitter oordeelt dat in zoverre een groter gewicht toekomt aan het belang van de raad bij het inwerking houden van het plandeel dan aan het belang van Vebra N.V. bij het schorsen van de goedkeuring van het plandeel.
2.7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Huszar
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011
533-668.