ECLI:NL:RVS:2011:BP3266
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H.G. Sevenster
- A.B.M. Hent
- J. van de Kolk
- Rechtspraak.nl
Controle op naleving van de Wegenverkeerswet in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de staandehouding van een vreemdeling door de autoriteiten in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV). De vreemdeling werd op 27 november 2010 staande gehouden op de A67, nabij de Duits-Nederlandse grens, naar aanleiding van zijn rijgedrag. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de staandehouding niet in het kader van het MTV had plaatsgevonden, maar op basis van de Wegenverkeerswet 1994. De vreemdeling stelde echter dat de controle wel degelijk onder het MTV viel, en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de staandehouding niet rechtmatig was.
De Raad van State oordeelde dat de controle, ondanks de vermelding van het rijgedrag in het proces-verbaal, onmiskenbaar plaatsvond in het kader van het MTV. De locatie van de controle en de frequentie van eerdere controles op illegale immigratie gaven aan dat de autoriteiten handelden binnen de kaders van het MTV. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de vreemdeling gegrond. De vreemdeling kreeg een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige bewaring die volgde op de staandehouding.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de rechtmatigheid van controles en de toepassing van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State bevestigde dat de onrechtmatigheid van de staandehouding ook gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van de daaropvolgende inbewaringstelling. De minister voor Immigratie en Asiel werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en schadevergoeding aan de vreemdeling.