ECLI:NL:RVS:2011:BP2845

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909225/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • B.C. Bošnjaković
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Binnenstad' van de gemeente Hoorn en de rechtsgeldigheid daarvan

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Binnenstad' dat op 8 september 2009 door de raad van de gemeente Hoorn is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad heeft de zaak behandeld en op 2 februari 2011 uitspraak gedaan. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar uitspraak vastgesteld dat het besluit van de raad in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het plandeel met de bestemming 'Wonen (W)' tussen Westerdijk 9 en 19 niet voldoende is gemotiveerd. De raad is opgedragen om een bezonningstudie uit te voeren en het besluit te herzien. De raad heeft deze studie uitgevoerd en geconcludeerd dat de bezonning van de percelen slechts in geringe mate verslechtert. Echter, de Afdeling oordeelt dat de appellanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat de raad onterecht heeft geoordeeld over de bouwmogelijkheden. De Afdeling verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van de raad voor zover het betrekking heeft op het plandeel met de bestemming 'Wonen (W)'. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand, en de raad wordt veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de appellanten.

Uitspraak

200909225/1/R1.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Hoorn,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 september 2009, kenmerk 09087, heeft de raad het bestemmingsplan "Binnenstad" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 december 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 29 december 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juni 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door G.R.M. Koopman, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Bij tussenuitspraak van 18 augustus 2010, nr.
200909225/1/T1/R1, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen drie maanden na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 8 september 2009, kenmerk 09087, te herstellen.
Bij brief van 10 november 2010, bij de Raad van State ingekomen op 11 november 2010, heeft de raad aangegeven het gebrek in het besluit van 8 september 2009, kenmerk 09087, te hebben hersteld.
Bij brief van 22 november 2010 zijn [appellant] en anderen in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren te brengen. Door [appellant] en anderen zijn bij brief van 7 december 2010 zienswijzen naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling heeft bij de tussenuitspraak overwogen dat het besluit van 8 september 2009, wat betreft het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" gelegen tussen Westerdijk 9 en 19, op één onderdeel in strijd is met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Daartoe wordt verwezen naar de tussenuitspraak.
Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen drie maanden na de verzending van deze tussenuitspraak:
- ten behoeve van het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" gelegen tussen Westerdijk 9 en 19 alsnog een bezonningstudie uit te (laten) voeren en op basis van de uitkomst van dat onderzoek het besluit van 8 september 2009, kenmerk 09087, alsnog toereikend te motiveren, dan wel dat besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling voor het plandeel. In het laatste geval dient het nieuwe besluit vervolgens op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendgemaakt te worden;
- de Afdeling de uitkomst mede te delen.
2.2. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak een bezonningstudie laten uitvoeren ten behoeve van het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" gelegen tussen Westerdijk 9 en 19 en op basis van de uitkomst van het onderzoek het besluit van 8 september 2009, kenmerk 09087, alsnog gemotiveerd.
In de bezonningstudie is de bestaande situatie, de situatie uitgaande van de maximale invulling die het hiervoor geldende plan mogelijk maakte en de situatie uitgaande van de maximale invulling die het bestemmingsplan mogelijk maakt in beeld gebracht. Hierbij zijn de tijdstippen 09.00 uur, 12.00 uur, 15.00 uur, 18.00 uur en 21.00 uur op de data 1 maart, 1 juli en 1 november als uitgangspunt genomen.
De raad stelt zich op het standpunt dat uit de bezonningstudie blijkt dat de bezonning van de percelen gelegen tussen Westerdijk 9 en 19 slechts in geringe mate verslechtert. Gelet daarop heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het bestemmingsplan wat betreft de bezonningsituatie op de percelen gelegen tussen Westerdijk 9 en 19 voor [appellant] en anderen aanvaardbaar kan worden geacht.
2.3. In hun zienswijzen hebben [appellant] en anderen vermeld dat zij zich nog steeds niet met het besluit van 8 september 2009 kunnen verenigen. Zij voeren hiertoe aan dat niet duidelijk is welk bouwplan aan de diagrammen in de bezonningstudie ten grondslag heeft gelegen. [appellant] en anderen betogen dat wel degelijk sprake is van een achteruitgang van toetreding van licht en lucht.
2.4. De Afdeling overweegt dat, anders dan [appellant] en anderen betogen, duidelijk uit de bezonningstudie volgt dat de bestaande situatie, de situatie met een maximale invulling op basis van het hiervoor geldende plan en de situatie met een maximale invulling op basis van het bestemmingsplan in de bezonningsdiagrammen zijn weergegeven. In de bezonningstudie is namelijk bij iedere serie diagrammen aangegeven van welke situatie is uitgegaan. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat het standpunt van de raad over de weergegeven bouwmogelijkheden in de bezonningsdiagrammen onjuist is. In hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich op basis van de bezonningstudie niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het verlies van toetreding van licht en lucht niet dusdanig groot is dat [appellant] en anderen daarvan ernstige hinder zullen ondervinden.
2.5. Ten aanzien van de stelling van [appellant] en anderen dat het plandeel gelegen tussen Westerdijk 9 en 19 niet financieel uitvoerbaar is, stelt de raad zich op het standpunt dat om het verhaal van kosten te verzekeren voor het bouwproject Vogelpoel - Westerdijk, waarin het plandeel tussen Westerdijk 9 en 19 is gelegen, anderszins is verzekerd omdat voor de kosten een overeenkomst is gesloten met de ontwikkelaar. Nu [appellant] en anderen dit niet hebben bestreden en hun stelling niet hebben onderbouwd, oordeelt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre financieel uitvoerbaar is.
2.6. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant] en anderen gelegen aan [4 locaties] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.7. Gelet op het vorenstaande en gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak oordeelt de Afdeling dat de raad bij de vaststelling van het plan in redelijkheid een groter gewicht heeft mogen toekennen aan het belang van de ontwikkeling van het plandeel dan aan het belang van [appellant] en anderen.
2.8. Gelet op hetgeen is overwogen in 2.4.2 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] en anderen hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover dat ziet op het plandeel met de bestemming "Wonen (W)", gelegen tussen Westerdijk 9 en 19, is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd.
2.9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in 2.4 ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover vernietigd, in stand blijven.
2.10. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Hoorn van 8 september 2009, kenmerk 09087, voor zover het besluit ziet op het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" gelegen tussen Westerdijk 9 en 19;
III. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit, voor zover vernietigd, in stand blijven;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Hoorn tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
V. gelast dat de raad van de gemeente Hoorn aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjaković, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011
410-668.