ECLI:NL:RVS:2011:BP2835

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006006/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2000 door het dagelijks bestuur

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 februari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koop Duurzame Energie B.V. (thans: KDE Energy B.V.) tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag door het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland. De subsidieaanvraag was ingediend op basis van de Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2000 (NIOF 2000) voor de loonkosten van een medewerker die zich zou richten op de uitvoering van een internationaal marketingplan voor de expansie van KDE in Frankrijk. Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag afgewezen op grond van het feit dat niet voldaan was aan de voorwaarden van de NIOF 2000, met name dat de aangevraagde subsidie enkel bedoeld is voor activiteiten die direct bijdragen aan een toename van de buitenlandse afzet.

De rechtbank Groningen had eerder de afwijzing van de subsidieaanvraag bevestigd, waarop KDE in hoger beroep ging. Tijdens de zitting bij de Raad van State werd de zaak behandeld, waarbij zowel KDE als het dagelijks bestuur vertegenwoordigd waren. KDE betoogde dat de ontwikkelaar, die de werkzaamheden zou uitvoeren, wel degelijk voldeed aan de eisen van de NIOF 2000 en dat de rechtbank de werkzaamheden onterecht had beoordeeld. De Afdeling oordeelde echter dat de rechtbank de juiste maatstaf had gehanteerd en dat de werkzaamheden van de ontwikkelaar niet voldoende gericht waren op een directe toename van de buitenlandse afzet.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de subsidieaanvraag terecht was. De Afdeling concludeerde dat de werkzaamheden van de ontwikkelaar te divers waren en niet voldeden aan de eisen van de NIOF 2000. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke criteria voor subsidiabiliteit en de noodzaak voor een directe link tussen de werkzaamheden en de beoogde buitenlandse afzet.

Uitspraak

201006006/1/H2.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Koop Duurzame Energie B.V. (thans: KDE Energy B.V.; hierna: KDE), gevestigd te Slochteren,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 3 mei 2010 in zaak nr. 07/989 in het geding tussen:
KDE
en
het dagelijks bestuur van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 februari 2007 heeft het dagelijks bestuur een subsidieaanvraag van KDE op grond van de Noordelijke Innovatie Ondersteuningsfaciliteit 2000 (hierna: de NIOF 2000) voor de loonkosten van een medewerker afgewezen.
Bij besluit van 17 augustus 2007 heeft het dagelijks bestuur het door KDE daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 mei 2010, verzonden op 17 mei 2010, heeft de rechtbank het door KDE daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft KDE bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 juni 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 juli 2010.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2010, waar KDE, vertegenwoordigd door mr. M.R. Broekema, werkzaam bij PNO Consultants B.V., en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door drs. C. van Rosendal, werkzaam bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, bijgestaan door mr. W.J.Th. Bustin, advocaat te Groningen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, van de NIOF 2000, voor zover hier van belang, is een deskundige degene die op grond van opleiding of ervaring geacht moet worden bijzonder gekwalificeerd te zijn voor het uitvoeren van een opdracht in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit.
Ingevolge artikel 27, eerste lid, zijn de subsidiabele kosten voor internationalisering de loonkosten van een in dienst te nemen deskundige tot een maximum van € 70.000,-- per jaar.
Ingevolge het tweede lid zijn de in het eerste lid bedoelde kosten gedurende maximaal twee jaar subsidiabel en dienen deze te worden gemaakt ter uitvoering van één of twee arbeidsovereenkomsten met een deskundige of deskundigen die gedurende ten minste 32 uur per week werken aan de uitvoering van een internationaal marketingplan.
2.2. KDE legt zich onder meer toe op de ontwikkeling, inrichting en exploitatie van windparken in Europa. Zij heeft subsidie aangevraagd voor de loonkosten van een acquisiteur, tevens zijnde ontwikkelaar, die zich volledig zal richten op de uitvoering van het internationaal marketingplan van KDE voor expansie in Frankrijk. Het dagelijks bestuur heeft de aanvraag afgewezen omdat niet is voldaan aan artikel 27, eerste en tweede lid, van de NIOF 2000. Het stelt zich daarbij op het standpunt dat de NIOF 2000, voor zover hier van belang, is bedoeld om strategische activiteiten op het gebied van de export te stimuleren. Daarom is een internationaal marketingplan in de zin van artikel 27 van de NIOF 2000 volgens het dagelijks bestuur een plan dat beschrijft hoe de onderneming een vooraf vastgestelde toename van haar buiten Nederland gerealiseerde afzet zal behalen en is een deskundige een exportdeskundige die activiteiten verricht waardoor direct een toename van de afzet buiten Nederland kan worden bereikt. Volgens het dagelijks bestuur voldoet de aanvraag van KDE niet aan dit artikel, nu daaruit blijkt dat de ontwikkelaar voornamelijk managementtaken zal gaan uitvoeren en niet zozeer verkoopactiviteiten die direct leiden tot een toename van de buitenlandse afzet van KDE.
2.3. KDE betoogt dat de ontwikkelaar, anders de rechtbank heeft overwogen, ten minste 32 uur per week als exportdeskundige heeft gewerkt. Zij voert daartoe aan dat uit artikel 27 van de NIOF 2000 noch uit de uitspraak van de Afdeling van 12 december 2007 in zaak nr.
200703072/1volgt, dat alleen de verkoopactiviteiten van de ontwikkelaar meetellen. De rechtbank heeft dit artikel volgens KDE dan ook onjuist geïnterpreteerd door uitsluitend de verrichte verkoopactiviteiten tot de uitvoering van een internationaal marketingplan te rekenen. De rechtbank heeft ten onrechte geconcludeerd dat het totale takenpakket van de ontwikkelaar te omvangrijk en gevarieerd was om te kunnen voldoen aan dit artikel. Verder voert zij daartoe aan dat de verkoop van elk windmolenpark anders is omdat dit afhankelijk is van de specifieke eisen van de klant en de omgevingsfactoren en dat, om omzet te behalen, een windmolenpark eerst overeenkomstig de eisen van de klant moet worden ontwikkeld. Met deze ontwikkeling en verkoop van windmolenparken in Frankrijk als beschreven in haar internationaal marketingplan "Businessplan Koop Duurzame Energy - Frankrijk 2006-2011" (hierna: het internationaal marketingplan) heeft de ontwikkelaar zich volgens KDE voltijds bezig gehouden. Zij kan de overweging van de rechtbank, dat de ontwikkelaar primair in Frankrijk heeft onderzocht wie daar belang heeft bij de opstelling van een windmolenpark en waar, in welke gebieden, en welke vergunningen nodig zijn, en dat deze werkzaamheden meer omvatten dan de benaming van een exportdeskundige rechtvaardigt, niet volgen. Aangezien de rechtbank ervan is uitgegaan dat de werkzaamheden van de ontwikkelaar hebben geleid tot een directe toename van de afzet in Frankrijk en deze werkzaamheden volgen uit het internationaal marketingplan, is voldaan aan de eisen die artikel 27, tweede lid, van de NIOF 2000 stelt, aldus KDE.
2.3.1. Onder verwijzing naar de uitspraak van 12 december 2007 overweegt de Afdeling dat de deskundige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de NIOF 2000 een exportdeskundige dient te zijn die werkzaamheden verricht die zijn gericht op een directe toename van de buitenlandse afzet, en dat het begrip 'internationaal marketingplan' in artikel 27 van de NIOF 2000 mag worden gedefinieerd als een plan waarin wordt beschreven op welke wijze de onderneming een voorafgestelde toename van haar buiten Nederland gerealiseerde afzet zal halen. De rechtbank heeft derhalve de juiste maatstaf gehanteerd door de activiteiten van de ontwikkelaar alleen subsidiabel te achten als hij ten minste 32 uur per week heeft gewerkt als exportdeskundige, direct gericht op een toename van de buitenlandse afzet van KDE. Dat de rechtbank alleen de verkoopactiviteiten tot die subsidiabele activiteiten heeft gerekend, blijkt niet uit de aangevallen uitspraak en berust op een onjuiste lezing daarvan.
2.3.2. De werkzaamheden van de ontwikkelaar in het kader van het internationaal marketingplan omvatten volgens de projectbeschrijving het acquireren en verkrijgen van geschikte locaties voor de realisatie van windparkprojecten, het overleggen en onderhandelen met locale autoriteiten over vergunningen en het verzorgen van het verleningsproces, het opstellen en bijhouden van economische prognoses, modellen en budgetten van projecten, het in kaart brengen van de park lay out, het samenwerken en aansturen van partijen en het kiezen van de juiste turbines. In het internationaal marketingplan staat dat bij het ontwikkelen en exploiteren van een windmolenpark vijf stappen zijn te onderscheiden, te weten: "1. Site Selection; 2. Acquisition; 3. Development, Permitting, Contracting,
eindigend met de "Final Notice to Proceed", het punt waarop het ontwikkelde park wordt verkocht aan een geïnteresseerde partij, eventueel aangevuld met bouwbegeleiding; 4. Building & Construction; 5. Exploitation". Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de werkzaamheden van de ontwikkelaar meer omvatten dan is omschreven in de projectbeschrijving. Gelet op die beschrijving, op de uitvoering waarvan de ontwikkelaar zich volgens KDE voltijds heeft toegelegd, heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geoordeeld dat de taken van de ontwikkelaar zo omvangrijk en gevarieerd zijn, dat hij niet gedurende ten minste 32 uur per week heeft gewerkt als exportdeskundige, direct gericht op een toename van de buitenlandse afzet voor KDE en heeft zij daarin terecht geen aanleiding gezien het besluit van 17 augustus 2007, waarin tot dezelfde conclusie is gekomen, te vernietigen.
2.4. KDE betoogt voorts dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat het dagelijks bestuur haar in een vergelijkbare zaak, voor de werkzaamheden van een exportdeskundige voor het Verenigd Koninkrijk, wel subsidie op grond van de NIOF 2000 heeft verleend.
2.4.1. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting verklaard dat de aanvraag van de subsidie in die zaak, anders dan de aanvraag in deze zaak, geen stappenplan bevatte en de werkzaamheden anders waren omschreven. Voorts is onweersproken ter zitting gesteld dat de subsidie in die zaak nog niet is vastgesteld en deze op nihil kan worden gesteld indien blijkt dat de werkzaamheden van die werknemer overeenkomen met die van de ontwikkelaar. Gelet hierop, bestaat geen grond aan te nemen dat het dagelijks bestuur inconsistent heeft gehandeld en dat het daarmee het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011
85-615.