ECLI:NL:RVS:2011:BP2834

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201005871/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake vergoeding griffierecht

In deze zaak heeft de Raad van State op 2 februari 2011 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2010. Het hoger beroep betreft de afwijzing door het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse van het verzoek van [appellant] om vergoeding van het door hem betaalde griffierecht van € 285,00. Het college had eerder, op 11 december 2008, het verzoek om vergoeding afgewezen en dit besluit werd later door de rechtbank bevestigd. De rechtbank oordeelde dat het college op goede gronden had geweigerd het griffierecht te vergoeden, mede omdat de aan [appellant] verleende machtiging door zijn cliënten was ingetrokken. Hierdoor was het [appellant] niet meer toegestaan om het beroep tegen het besluit van 27 februari 2007 in te stellen.

Tijdens de zitting op 3 december 2010 heeft [appellant] verklaard dat zijn hoger beroep vooral gericht is op het beantwoorden van principiële vragen van bestuursrechtelijke en filosofische aard. Echter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat [appellant] geen rechtens te beschermen belang heeft bij een uitspraak op zijn hoger beroep, aangezien er geen geschil meer bestaat tussen hem en het college. De bestuursrechter is niet verplicht om vragen te beantwoorden die enkel van principieel belang zijn, zonder dat er een daadwerkelijk geschil is.

Daarom heeft de Raad van State het hoger beroep van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, wat betekent dat de kosten van de procedure niet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

201005871/1/H2.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Spijkenisse,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2010 in zaak nr. 09/2320 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2008 heeft het college het verzoek van [appellant] om vergoeding van het door hem betaalde griffierecht van € 285,00 afgewezen.
Bij besluit van 19 mei 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 mei 2010, verzonden op 7 mei 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 2010, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 december 2010, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Mackay, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft € 285,00 aan griffierecht aan de rechtbank voldaan, voor een door hem namens de [cliënten] ingesteld beroep tegen het besluit van 27 februari 2007 waarbij hun bezwaarschrift tegen het verlenen van een bouwvergunning en vrijstelling aan [belanghebbende] ongegrond is verklaard. Bij brief van 4 februari 2008 hebben de cliënten de rechtbank medegedeeld dat de aan [appellant] verleende machtiging is ingetrokken. Bij brief van 13 februari 2008 hebben zij de rechtbank bericht dat zij het beroep tegen het besluit van 27 februari 2007 intrekken. [appellant] heeft het college verzocht hem het griffierecht van € 285,00 te vergoeden. Dit verzoek is afgewezen.
2.2. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 19 mei 2009 ongegrond verklaard en geoordeeld dat het college op goede gronden heeft geweigerd het griffierecht aan [appellant] te vergoeden. Zij heeft daartoe overwogen dat, mede in aanmerking genomen dat de aan [appellant] verleende machtiging was ingetrokken, het de cliënten vrijstond het beroep tegen het besluit van 27 februari 2007 in te trekken zonder nadere kennisgeving aan [appellant] en zonder diens tussenkomst. De rechtbank heeft het standpunt van het college onderschreven dat de vergoeding van het griffierecht een zaak is tussen [appellant] en zijn cliënten, waarbij [appellant] zich zo nodig tot de civiele rechter kan wenden.
2.3. Gevraagd naar het belang bij het door hem ingestelde hoger beroep, heeft [appellant] ter zitting geantwoord dat dit is gelegen in de beantwoording van een aantal principiële vragen van bestuursrechtelijke en filosofische aard, zoals hij ook in het hoger beroepschrift heeft uiteengezet. [appellant] heeft tevens ter zitting verklaard dat hij zich tot de civiele rechter heeft gewend voor vergoeding door de cliënten van zijn honorarium en van het door hem voldane griffierecht van € 285,00. Gelet hierop valt niet in te zien dat [appellant] een rechtens te beschermen belang heeft bij een uitspraak op zijn hoger beroep. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in de uitspraak van 25 april 2007 in zaak nr.
200606565/1, is de bestuursrechter in het kader van de Algemene wet bestuursrecht tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen in een geschil met betrekking tot een besluit. Waar, zoals in dit geval, geen zodanig geschil meer bestaat, is de bestuursrechter niet tot beantwoording van vragen gehouden uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan.
2.4. Het hoger beroep van [appellant] is niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. A. Hammerstein, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011
85-615.