201004368/1/R2.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Sluis,
verweerder.
Bij besluit van 12 mei 2009 heeft het college het verzoek van [appellant A] en [appellant B] om een wijzigingsplan vast te stellen ten behoeve van de verplaatsing van een veehouderijbedrijf naar de Roomspolderdijk ongenummerd afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2010, heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 31 mei 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2010, waar [appellant A], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, en het college, vertegenwoordigd door J.M. de Feijter en A.M. Ingels, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], eigenaar van [camping] te Sluis, als partij gehoord.
2.1. Het verzoek van [appellant A] en [appellant B] ziet op wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied" voor het perceel Roomspolderdijk ongenummerd. Het verzoek strekt tot toekenning van een bouwblok aan genoemd perceel, zodat verplaatsing van het aan de [locatie] gevestigde veehouderijbedrijf van [appellant A] en [appellant B] naar dit perceel mogelijk wordt.
Het perceel aan de Roomspolderdijk heeft in het bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Agrarische doeleinden, klasse F". Aan het perceel is geen bouwblok toegekend.
Ingevolge artikel 4.3 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" is het college van burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen voor bepaalde activiteiten, objecten of situaties op de gronden met de bestemming "Agrarische doeleinden, klassen F en L".
Ingevolge onderdeel 2.1 van dit artikel kan in de klasse F het plan worden gewijzigd voor het projecteren van een nieuw agrarisch bouwblok ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf indien, voor zover hier van belang, sprake is van bedrijfsverplaatsing ter oplossing van een milieuknelpunt.
2.2. Het college stelt zich op het standpunt dat de situatie ter plaatse van het perceel aan de [locatie], onder meer, niet is aan te merken als een milieuknelpunt zodat de in artikel 4.3 van de planvoorschriften opgenomen wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is.
2.3. [appellant A] en [appellant B] betogen dat het college ten onrechte hun verzoek tot vaststelling van een wijzigingsplan heeft afgewezen. Hiertoe voeren zij aan dat hun veehouderijbedrijf is gevestigd in de bebouwde kom, zodat, anders dan het college stelt, sprake is van een milieuknelpunt. Bovendien heeft het gemeentebestuur eerder zelf erkend dat sprake is van een milieuknelpunt, aldus [appellant A] en [appellant B].
2.4. Met betrekking tot de vraag of er op het perceel [locatie] sprake is van een milieuknelpunt overweegt de Afdeling het volgende. In de begripsbepalingen in artikel 1 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" is niet nader omschreven wat onder het begrip milieuknelpunt moet worden verstaan.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat van een milieuknelpunt sprake is indien het in planologische zin een knelpunt door milieuhinder betreft. Deze interpretatie acht de Afdeling niet onredelijk. Voorts is de Afdeling van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de situatie op het perceel [locatie] niet is aan te merken als een dergelijk milieuknelpunt. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat het perceel [locatie] blijkens het bestemmingsplan "Vijfde Herziening Buitengebied Sluis" de bestemming "Bedrijven met bijbehorende erven" met de subbestemming "landbouwtechnisch hulpbedrijf" heeft. Niet in geschil is dat het gebruik van het perceel ten behoeve van een agrarisch bedrijf als dat van [appellant A] en [appellant B], niet is toegestaan. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het feit dat ter plaatse in strijd met de bestemming niettemin een agrarisch bedrijf is gevestigd niet maakt dat sprake is van een milieuknelpunt. Daarbij merkt de Afdeling op dat zij in de brief van 5 november 2007, anders dan [appellant A] en [appellant B], geen aanleiding ziet voor de stelling dat het gemeentebestuur hieromtrent eerder een ander standpunt heeft ingenomen.
Nu geen sprake is van een milieuknelpunt, bestaat gezien het voorgaande, reeds hierom geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid als neergelegd in artikel 4.3 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Tuit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011