ECLI:NL:RVS:2011:BP2795

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201004368/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • P.F.W. Tuit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wijzigingsplan voor verplaatsing veehouderijbedrijf naar Roomspolderdijk

In deze zaak hebben appellanten A en B een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun verzoek om een wijzigingsplan vast te stellen voor de verplaatsing van hun veehouderijbedrijf naar de Roomspolderdijk. Het college van burgemeester en wethouders van Sluis heeft op 12 mei 2009 het verzoek afgewezen, en dit besluit is later door het college bevestigd in een besluit van 23 maart 2010. Appellanten hebben hun beroep ingediend bij de Raad van State, waarbij zij aanvoeren dat er sprake is van een milieuknelpunt, wat volgens hen rechtvaardigt dat hun verzoek wordt ingewilligd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 februari 2011 behandeld. Tijdens de zitting op 8 december 2010 zijn de appellanten, bijgestaan door hun advocaat, en vertegenwoordigers van het college verschenen. Ook een belanghebbende, eigenaar van een nabijgelegen camping, was aanwezig. De Afdeling heeft overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een milieuknelpunt. Dit oordeel is gebaseerd op de bestemmingsplannen en de interpretatie van wat onder een milieuknelpunt moet worden verstaan. De Afdeling concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het wijzigingsplan niet vast te stellen, en dat het beroep van appellanten ongegrond is.

De uitspraak van de Raad van State bevestigt dat het college van burgemeester en wethouders de juiste procedure heeft gevolgd en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken in naam der Koningin.

Uitspraak

201004368/1/R2.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Sluis,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2009 heeft het college het verzoek van [appellant A] en [appellant B] om een wijzigingsplan vast te stellen ten behoeve van de verplaatsing van een veehouderijbedrijf naar de Roomspolderdijk ongenummerd afgewezen.
Bij besluit van 23 maart 2010, heeft het college het door [appellant A] en [appellant B] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 31 mei 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2010, waar [appellant A], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, en het college, vertegenwoordigd door J.M. de Feijter en A.M. Ingels, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], eigenaar van [camping] te Sluis, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek van [appellant A] en [appellant B] ziet op wijziging van het bestemmingsplan "Buitengebied" voor het perceel Roomspolderdijk ongenummerd. Het verzoek strekt tot toekenning van een bouwblok aan genoemd perceel, zodat verplaatsing van het aan de [locatie] gevestigde veehouderijbedrijf van [appellant A] en [appellant B] naar dit perceel mogelijk wordt.
Het perceel aan de Roomspolderdijk heeft in het bestemmingsplan "Buitengebied" de bestemming "Agrarische doeleinden, klasse F". Aan het perceel is geen bouwblok toegekend.
Ingevolge artikel 4.3 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" is het college van burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen voor bepaalde activiteiten, objecten of situaties op de gronden met de bestemming "Agrarische doeleinden, klassen F en L".
Ingevolge onderdeel 2.1 van dit artikel kan in de klasse F het plan worden gewijzigd voor het projecteren van een nieuw agrarisch bouwblok ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf indien, voor zover hier van belang, sprake is van bedrijfsverplaatsing ter oplossing van een milieuknelpunt.
2.2. Het college stelt zich op het standpunt dat de situatie ter plaatse van het perceel aan de [locatie], onder meer, niet is aan te merken als een milieuknelpunt zodat de in artikel 4.3 van de planvoorschriften opgenomen wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is.
2.3. [appellant A] en [appellant B] betogen dat het college ten onrechte hun verzoek tot vaststelling van een wijzigingsplan heeft afgewezen. Hiertoe voeren zij aan dat hun veehouderijbedrijf is gevestigd in de bebouwde kom, zodat, anders dan het college stelt, sprake is van een milieuknelpunt. Bovendien heeft het gemeentebestuur eerder zelf erkend dat sprake is van een milieuknelpunt, aldus [appellant A] en [appellant B].
2.4. Met betrekking tot de vraag of er op het perceel [locatie] sprake is van een milieuknelpunt overweegt de Afdeling het volgende. In de begripsbepalingen in artikel 1 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" is niet nader omschreven wat onder het begrip milieuknelpunt moet worden verstaan.
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat van een milieuknelpunt sprake is indien het in planologische zin een knelpunt door milieuhinder betreft. Deze interpretatie acht de Afdeling niet onredelijk. Voorts is de Afdeling van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de situatie op het perceel [locatie] niet is aan te merken als een dergelijk milieuknelpunt. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat het perceel [locatie] blijkens het bestemmingsplan "Vijfde Herziening Buitengebied Sluis" de bestemming "Bedrijven met bijbehorende erven" met de subbestemming "landbouwtechnisch hulpbedrijf" heeft. Niet in geschil is dat het gebruik van het perceel ten behoeve van een agrarisch bedrijf als dat van [appellant A] en [appellant B], niet is toegestaan. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het feit dat ter plaatse in strijd met de bestemming niettemin een agrarisch bedrijf is gevestigd niet maakt dat sprake is van een milieuknelpunt. Daarbij merkt de Afdeling op dat zij in de brief van 5 november 2007, anders dan [appellant A] en [appellant B], geen aanleiding ziet voor de stelling dat het gemeentebestuur hieromtrent eerder een ander standpunt heeft ingenomen.
Nu geen sprake is van een milieuknelpunt, bestaat gezien het voorgaande, reeds hierom geen aanleiding voor het oordeel dat het college ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid als neergelegd in artikel 4.3 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellant A] en [appellant B] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Tuit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011
425-674.