201005941/1/R1.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1], gevestigd te Zwiggelte, gemeente Midden-Drenthe, waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], beiden wonend te Zwiggelte, en anderen,
2. [appellant sub 2], wonend te Zwiggelte, gemeente Midden-Drenthe,
de raad van de gemeente Midden-Drenthe,
verweerder.
Bij besluit van 29 april 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Zwiggelte" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en anderen (hierna in enkelvoud: [appellante sub 1]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2010, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2010, beroep ingesteld. [appellante sub 1] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 17 augustus 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De besloten vennootschap De Zevenhof B.V. heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 december 2010, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door [maat A] en [maat B], en de raad van de gemeente Midden-Drenthe, vertegenwoordigd door H. Teijema, werkzaam bij de gemeente, en G. van der Veen, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap De Zevenhof B.V., vertegenwoordigd door mr. E.T. de Jong, advocaat te Arnhem, als partij verschenen.
2.1. Het plan betreft een herziening van het bestemmingsplan "Zwiggelte" uit 1977 en de "Partiële herziening bestemmingsplan Zwiggelte" uit 1989 en voorziet onder meer in het als zodanig bestemmen van enkele bestaande situaties en de bouw van nieuwe woningen achter de Schoolweg.
Het beroep van [appellante sub 1]
2.2. Het beroep van [appellante sub 1] richt zich tegen het plandeel ten aanzien van het perceel met de bestemming "Horeca - Groepsaccommodatie" aan de Zevenhoeksweg 6, gelegen naast zijn perceel aan de [locatie 1]. hij vreest een toename van overlast van de groepsaccommodatie "De Zevenhof". Het plan laat het verblijf van meer personen in de accommodatie toe. In dat verband wijst hij op de vrijstelling uit 1991, welke het toegestane aantal personen beperkte tot 15. Hij vreest voor geluidsoverlast nu dit niet door de raad is onderzocht, waarbij hij ook wijst op het gebruik van de twee terrassen, waarvan één aan de zijde van de accommodatie waaraan zijn perceel grenst. Met name in de zomeravonden stelt hij veel geluidoverlast te hebben van dit terras. Ook stelt hij dat onvoldoende is gegarandeerd dat er genoeg parkeerplekken zijn in het geval de gronden van het beoogde parkeerterrein worden verkocht. Tevens vreest [appellante sub 1] een beperking in zijn bedrijfsvoering, nu "De Zevenhof" gebouwen die dichter bij zijn perceel staan in gebruik mag nemen voor de groepsaccommodatie en tevens mag uitbreiden. Voorts wijst [appellante sub 1] op artikel 5.2.2, onder n, van de planregels dat "De Zevenhof" wel uitbreidingsmogelijkheden geeft, maar hem niet.
2.3. De raad stelt dat het aantal toegestane personen niet ruimtelijk relevant is, maar wordt geregeld met de bouw- en gebruiksvergunningen. Op 25 juli 2005 heeft de raad een gebruiksvergunning voor ten hoogste 40 personen verleend aan "De Zevenhof". Het bestemmingsplan geeft voldoende waarborg voor de parkeerproblematiek en de raad ziet daarom niet in waarom een andere invulling nodig is. De raad geeft te kennen dat de huidige bebouwing is opgenomen in het bouwvlak en dat er slechts minimale uitbreidingsmogelijkheden worden gegeven. Met betrekking tot de afstand tussen het bedrijf van [appellante sub 1] en de groepsaccommodatie overweegt de raad dat er reeds niet wordt voldaan aan het Besluit landbouw Milieubeheer (hierna: Besluit landbouw), dat hier van toepassing is. De situatie is van oudsher zo ontstaan en in 1991 vergund, aldus de raad. De uitbreidingsvoornemens van "De Zevenhof" hebben volgens de raad geen gevolgen voor de bedrijfsvoering van [appellante sub 1], nu deze uitbreidingen plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing en geen nieuwe bebouwing door het plan wordt mogelijk gemaakt.
2.4. Aan de overzijde van de Zevenhoeksweg is aan gronden de bestemming "Verkeer-Parkeerterrein 1" toegekend.
Ingevolge artikel 9.5 van de planregels wordt in ieder geval tot een gebruik strijdig met de bestemming "Horeca-Groepsaccommodatie" gerekend het gebruik van de gronden in strijd met de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 3, met dien verstande dat deze parkeernorm moet worden behaald binnen de bestemmingen "Horeca-Groepsaccommodatie" en "Verkeer-Parkeerterrein 1".
Ingevolge artikel 13.1 zijn de gronden aangewezen voor "Verkeer-Parkeerterrein 1" bestemd voor:
a. een parkeerterrein ten behoeve van de naastgelegen groepsaccommodatie op de Zevenhoeksweg 6;
Op 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer (hierna: Besluit landbouw) in werking getreden.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit landbouw is het besluit niet van toepassing op een inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden die is gelegen op een afstand van minder dan 50 meter van een object categorie III, IV of V.
Ingevolge artikel 4, derde lid, van het Besluit landbouw is in afwijking van het tweede lid dit besluit van toepassing op een inrichting die is gelegen op een afstand van minder dan 100 meter van een object categorie I of II, of op een afstand van minder dan 50 meter van een object categorie III, IV of V en die is opgericht voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, indien het aantal landbouwhuisdieren dat gehouden wordt niet groter is dan het aantal landbouwhuisdieren dat op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer of op grond van het Besluit melkrundveehouderijen milieubeheer of het Besluit akkerbouwbedrijven milieubeheer gehouden mocht worden en voor zover de afstand tot het dichtstbijzijnde object categorie I, II, III, IV of V niet is afgenomen.
Ingevolge artikel 1, onder y, van het Besluit landbouw wordt onder een categorie III object verstaan: verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent.
2.5. Bij besluit van 28 mei 1991 is vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de verbouwing van een gedeelte van de boerderij tot cursus- en trainingscentrum.
2.6. Anders dan [appellante sub 1] betoogt is met de in 1991 verleende vrijstelling het maximaal aantal personen niet beperkt tot 15. Het aantal 15 staat slechts vermeld in de aanvraag voor een bouwvergunning bij de vraag hoeveel personen naar schatting ten hoogste in het gebouw zullen verblijven. Er is evenwel geen vrijstelling verleend voor het gebruik van de aangebouwde schuur voor het verblijf van personen. Op grond van het plan kan deze schuur worden verbouwd tot verblijfsruimte met onder meer overnachtingsplaatsen, waardoor op het perceel meer personen kunnen verblijven dan nu mogelijk is. De raad heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het aantal op het perceel te verblijven personen niet ruimtelijk relevant is. Deze intensivering van het gebruik kan gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat van [appellante sub 1]. Daarbij is van belang dat de woning van [appellante sub 1] op ongeveer 10 meter van de perceelsgrens staat. Ter zitting heeft de raad gesteld dat het gebruik van de terrassen wel is meegewogen in de besluitvorming met behulp van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit is echter niet van toepassing op stemgeluid onder meer afkomstig van een terras dat geen binnenterrein is. Er is derhalve niet gebleken dat de raad de gevolgen van de met het plan toegestane intensivering van het gebruik bij de vaststelling van het plan heeft betrokken. Het betoog slaagt.
2.7. Niet in geschil is dat met de gronden aan de overzijde van de weg met de bestemming "Verkeer- Parkeerterrein 1" het plan in voldoende parkeergelegenheid voorziet. Met het in artikel 9.5 opgenomen specifieke gebruiksverbod en de in artikel 13.1 opgenomen doeleindenomschrijving heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voldoende waarborgen biedt dat ook na verkoop van de gronden waarop het parkeerterrein is voorzien, deze gronden worden gebruikt als parkeergelegenheid ten behoeve van de groepsaccommodatie. Het betoog faalt.
2.8. De Afdeling stelt vast dat het bedrijf van [appellante sub 1] is opgericht vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van het Besluit landbouw en is gelegen op een afstand van minder dan 50 meter van de groepsaccommodatie. Niet in geschil is dat de groepsaccommodatie is aangemerkt als object behorend bij categorie III, als omschreven in artikel 1, onder y, van het Besluit landbouw. De Afdeling ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Voorts is niet in geschil dat het totale aantal landbouwhuisdieren dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit in de inrichting werd gehouden niet is toegenomen ten opzichte van het totale aantal landbouwhuisdieren dat mocht worden gehouden op grond van de vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, welke gold voor de inwerkingtreding van het Besluit landbouw. De afstand van het bedrijf van [appellante sub 1] tot de bebouwing waarin de groepsaccommodatie is voorzien is niet afgenomen. De hiervoor genoemde schuur staat op dezelfde afstand als de bebouwing waarvoor reeds vrijstelling was verleend. Nu voorts niet is gebleken dat één van de andere uitzonderingsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van het Besluit landbouw van toepassing zijn, moet worden geconcludeerd dat het plan niet tot gevolg heeft dat de inrichting niet langer onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw valt. Voorts biedt het bouwvlak van het bedrijf geen bebouwingsmogelijkheden dichter naar de bebouwing van de groepsaccommodatie toe. Gelet op het voorgaande heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet leidt tot een beperking van de bedrijfsvoering van [appellante sub 1]. Het betoog faalt.
2.9. Wat betreft het betoog dat "Zevenhof" op grond van artikel 5.2.2, onder n, van de planregels uitbreidingsmogelijkheden heeft, die [appellante sub 1] niet heeft, overweegt de Afdeling dat nu dit artikel geen betrekking heeft op gronden met de bestemming "Horeca-Groepsaccommodatie" het betoog faalt.
2.10. In hetgeen [appellante sub 1] heeft aangevoerd ziet de Afdeling gelet op overweging 2.6 aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
Het beroep van [appellant sub 2]
2.11. Het beroep van [appellant sub 2] ziet op de voorziene woninguitbreiding ten noorden van de Schoolweg. [appellant sub 2] voert aan dat hem ten onrechte in strijd met het gelijkheidsbeginsel niet ook een meter grond is aangeboden over de gehele breedte en aan de zijkant van het door hem aangekochte stuk weiland. Hij acht deze strook grond nodig ter vermindering van de aantasting van zijn uitzicht en privacy.
2.12. De raad stelt voorop dat niemand garantie heeft op blijvend vrij uitzicht. De raad is de bewoners aan de Schoolweg reeds tegemoet gekomen door kosteloos een extra meter grond en een schutting aan te bieden. Het stuk grond dat [appellant sub 2] heeft aangekocht is een afzonderlijk kadastraal perceel en een toevoeging van een meter zou voor ongewenste en onlogische verkaveling zorgen. Daarnaast zal extra grond niet zorgen voor meer privacy op dat perceel, aldus de raad. Volgens de raad is juist gehandeld volgens het gelijkheidsbeginsel, aangezien door het uitsluiten van andere gronden alle situaties gelijk zijn, doordat de perceelsgrens nu gelijk loopt. Door het aanbieden van extra grond aan [appellant sub 2] zouden de situaties niet meer gelijk zijn en dat zou strijd met het gelijkheidsbeginsel opleveren.
2.13. De gronden met de bestemming "Wonen" waarop de nieuwe woningen zijn voorzien liggen ten noordwesten, schuin achter de woning van [appellant sub 2] aan de [locatie 2] op een afstand van 11 meter. Het bouwvlak, waarbinnen de woningen mogen worden gebouwd, ligt op een afstand van 21 meter.
2.14. Blijkens de verbeelding en de ter zitting gegeven toelichting door de raad ligt het door [appellant sub 2] aangekochte stuk weiland anders dan de tuinen van de andere bewoners aan de Schoolweg 9 tot en met 23 niet tussen het door hem bestreden plandeel en zijn woning. De Afdeling overweegt dat gelet op deze andere situering de raad niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld door [appellant sub 2] niet de door hem gewenste strook grond aan te bieden. Gelet hierop en op de afstand tussen en de situering van de gronden heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zonder aanbieding van de strook grond het uitzicht noch de privacy ten gevolge van het bestreden plandeel onaanvaardbaar worden aangetast. De raad heeft hierbij kunnen betrekken dat er geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat.
2.15. In hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.16. Van proceskosten ten aanzien van [appellante sub 1] die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. Voor een proceskostenveroordeling ten aanzien [appellant sub 2] bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 1] en anderen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Midden-Drenthe van 24 april 2009, code 05-43-02, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Horeca - Groepsaccommodatie" aan de Zevenhoeksweg 6;
III. verklaart het beroep van [appellant sub 2] ongegrond;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Midden-Drenthe aan [appellante sub 1] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011