ECLI:NL:RVS:2011:BP2752

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909911/1/M3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • G.N. Roes
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Verheulsweide 2008' en de rechtsgeldigheid van planregel 4.7.1

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan 'Verheulsweide 2008', dat op 1 oktober 2009 door de raad van de gemeente Doetinchem is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende appellanten, waaronder [appellant sub 1], [appellante sub 2], [appellante sub 3] en [appellante sub 4], beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde maximale goot-/bouwhoogte van 6/9 meter voor hun perceel aan de Roerstraat 15 en tegen de bevoegdheid van het college om de bestemming van het perceel Havenstraat 78 te wijzigen om de vestiging van een coffeeshop mogelijk te maken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 november 2010 ter zitting behandeld. De appellanten werden vertegenwoordigd door hun advocaten, terwijl de raad van de gemeente Doetinchem werd vertegenwoordigd door een ambtenaar. De besloten vennootschap 't Rotterdammertje B.V. was ook als partij aanwezig.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de maximale goot-/bouwhoogte van 6/9 meter geen wijziging behoefde, aangezien deze in lijn was met het voorgaande bestemmingsplan. Echter, de Afdeling heeft ook geoordeeld dat de planregel 4.7.1, die de vestiging van een coffeeshop mogelijk maakt, in strijd is met de Wet ruimtelijke ordening, omdat de verkoop van softdrugs planologisch niet kan worden gereguleerd. De beroepen van [appellante sub 2], [appellante sub 3] en [appellante sub 4] zijn gegrond verklaard, en het besluit van de raad is vernietigd voor wat betreft planregel 4.7.1.

De raad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten en moet het door hen betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 2 februari 2011.

Uitspraak

200909911/1/M3.
Datum uitspraak: 2 februari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1 A], gevestigd te Doetinchem en [appellante sub 1 B], wonend te [woonplaats] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),
2. [appellante sub 2], gevestigd te Doetinchem,
3. [appellante sub 3], gevestigd te Doetinchem,
4. [appellante sub 4], gevestigd te Doetinchem, waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot A], beiden wonend te Doetinchem,
en
de raad van de gemeente Doetinchem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingplan "Verheulsweide 2008" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2009, [appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2009, [appellante sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2009, en [appellante sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante sub 2], [appellante sub 3] en [appellante sub 4] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 november 2010, waar [appellante sub 2], [appellante sub 3] en [appellante sub 4], vertegenwoordigd door mr. F.G. van Dam en mr. M.M. van Asch, advocaten te Rotterdam, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door E.H.J. Ketels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 't Rotterdammertje B.V., vertegenwoordigd door mr. G.A.C. Beckers, advocaat te Maastricht, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellant sub 1] maakt bezwaar tegen de ten opzichte van het ontwerp-bestemmingsplan gewijzigd vastgestelde maximale goot-/bouwhoogte van 6/9 meter van zijn in het plangebied gelegen perceel aan de Roerstraat 15 te Doetinchem.
2.1.1. De raad betoogt dat het bij de actualisatie van het voorgaande bestemmingsplan de bedoeling was om bestaande rechten zoveel mogelijk te handhaven. In het voorgaande bestemmingsplan gold voor bedoeld perceel een goot-/bouwhoogte van 6/9 meter. In het ontwerp-bestemmingsplan was de goot-/bouwhoogte abusievelijk op 15/15 meter gesteld. Deze onjuistheid is in het bestreden besluit hersteld.
2.1.2. Mede gelet op het conserverend karakter van onderhavig bestemmingsplan heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het aan de goot-/bouwhoogte van bedoeld perceel gestelde maximum geen wijziging behoefde.
De beroepsgrond faalt.
2.2. [appellante sub 2], [appellante sub 3] en [appellante sub 4] maken bezwaar tegen de in planregel 4.7.1 aan het college toegekende bevoegdheid om de bestemming van het perceel Havenstraat 78 te wijzigen teneinde daar de vestiging van een coffeeshop mogelijk te maken.
2.2.1. Planregel 4.7.1 luidt: "Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, op de bestemming ‘Bedrijventerrein’ ter plaatse van de aanduiding ‘coffeeshop’ de vestiging van een coffeeshop mogelijk maken, onder voorwaarde dat:
a. de wijziging passend is binnen de bestaande ruimtelijke structuur en de reeds aanwezige functies niet onevenredig worden aangetast;
b. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet gewaarborgd."
2.2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 21 april 2004 in zaak nr.
200304861/1) kan de verkoop van softdrugs in planologisch opzicht niet worden gereguleerd, omdat deze activiteit ingevolge de Opiumwet verboden is.
De beroepsgrond slaagt.
2.2.3. In hetgeen [appellante sub 2], [appellante sub 3] en [appellante sub 4] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover het planregel 4.7.1 betreft, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening te worden vernietigd voor wat betreft planregel 4.7.1 en de aanduiding (cof) op de verbeelding ter plaatse van het perceel Havenstraat 78.
2.3. De raad dient ten aanzien van [appellante sub 2], [appellante sub 3] en [appellante sub 4] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellante sub 1 A] en [appellante sub 1 B] ongegrond;
II. verklaart de beroepen van [appellante sub 2], [appellante sub 3] en [appellante sub 4] gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Doetinchem van 1 oktober 2009 voor zover het betreft planregel 4.7.1 alsmede de aanduiding (cof) op de verbeelding ter plaatse van het perceel Havenstraat 78;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Doetinchem tot vergoeding van bij [appellante sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 261,15 (tweehonderdeenenzestig euro en vijftien cent), waarvan € 218,50 is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Doetinchem tot vergoeding van bij [appellante sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 261,15 (tweehonderdeenenzestig euro en vijftien cent), waarvan € 218,50 is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
veroordeelt de raad van de gemeente Doetinchem tot vergoedeing van bij [appellante sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 261,15 (tweehonderdeenenzestig euro en vijftien cent), waarvan € 218,50 is toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Doetinchem aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor [appellante sub 2], € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellante sub 3] en € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor [appellante sub 4] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Baaren, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Van Baaren
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2011