ECLI:NL:RVS:2011:BP2536
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins-de Vin
- W.M.P. van Gemert
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Toetsing van vreemdelingenbewaring aan de Terugkeerrichtlijn en ambtshalve toetsing door de bestuursrechter
In deze zaak gaat het om de toetsing van de maatregel van vreemdelingenbewaring aan de Terugkeerrichtlijn. De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, die zijn beroep tegen de inbewaringstelling ongegrond verklaarde. De vreemdeling betoogt dat de rechtbank de aan hem opgelegde maatregel ten onrechte niet ambtshalve heeft getoetst aan de Terugkeerrichtlijn. De Raad van State overweegt dat ambtshalve toetsing door de bestuursrechter beperkt is tot voorschriften van openbare orde. Buiten deze voorschriften doet de rechter uitspraak op basis van het beroepschrift, de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens het vooronderzoek en de zitting, waarbij hij de rechtsgronden en feiten kan aanvullen. De Raad verwijst naar een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, waarin is vastgesteld dat het Unierecht de nationale rechter niet verplicht om ambtshalve te toetsen aan gronden ontleend aan bepalingen van Unierecht in procedures betreffende de rechtmatigheid van bestuurshandelingen. De Raad concludeert dat de vreemdeling niet kan worden gevolgd in zijn betoog dat de rechtbank de Terugkeerrichtlijn ambtshalve had moeten betrekken bij de beoordeling van de maatregel van bewaring. De grief faalt, en voor zover de vreemdeling in hoger beroep nieuwe gronden aanvoert, zijn deze in strijd met de Vreemdelingenwet 2000. Het hoger beroep wordt als kennelijk ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.