201003997/1/R3.
Datum uitspraak: 26 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. de stichting Stichting Belangenplatform de Malpie e.o. (hierna: de stichting De Malpie), gevestigd te Valkenswaard,
de raad van de gemeente Valkenswaard,
verweerder.
Bij besluit van 28 januari 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "Rijtuigenmuseum Molenstraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 april 2010, en de stichting De Malpie bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten sub 1], de stichting De Malpie en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 december 2010, waar [appellanten sub 1], de stichting De Malpie, vertegenwoordigd door [appellanten sub 1], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta en drs. C.C.A. Evers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende], vertegenwoordigd door [directeur] en M.A.M. Jonkers, verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep instellen tegen een besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
Ingevolge het derde lid van dit artikel worden ten aanzien van rechtspersonen mede als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2. De raad stelt zich op het standpunt dat [appellanten sub 1] en de stichting De Malpie niet als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt.
2.2.1. Ter zitting is komen vast te staan dat zowel het beroep van [appellanten sub 1] als het beroep van de stichting De Malpie zich richt tegen het plan voor zover dat binnen het plandeel met de bestemming "Niet-agrarische bedrijven en/of functies" en de aanduiding "rijtuigenmuseum" een inpandige bedrijfswoning mogelijk maakt.
2.3. [appellanten sub 1] wonen op een afstand van ongeveer 1.670 meter van het hiervoor bedoelde plandeel. Ter zitting hebben [appellanten sub 1] aangegeven dat zij eigenaren zijn van landbouwgrond op een afstand van ongeveer 800 meter van dit plandeel. Vanuit hun woning of vanaf deze landbouwgrond hebben zij geen zicht op de gronden binnen het betrokken plandeel. Mede gelet op de beperkte ruimtelijke ontwikkeling die het plan, voor zover door [appellanten sub 1] bestreden, mogelijk maakt, zijn voornoemde afstanden naar het oordeel van de Afdeling te groot om een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen aannemen. Voorts hebben [appellanten sub 1] geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat ondanks deze afstanden een objectief en persoonlijk belang rechtstreeks door het besluit wordt geraakt. Slechts een gevoel van betrokkenheid bij een besluit, hoe sterk dat gevoel ook is, is daarvoor niet voldoende.
2.3.1. De conclusie is dat [appellanten sub 1] geen belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb zijn bij het bestreden planonderdeel en dat zij daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, geen beroep kunnen instellen. Het beroep van [appellanten sub 1] is derhalve niet-ontvankelijk.
2.4. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.4.1. Blijkens artikel 2 van haar statuten, stelt de stichting De Malpie zich ten doel:
a. het toegankelijk houden van het buitengebied van de gemeente Valkenswaard en omgeving;
b. het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de meest uitgebreide zin genomen.
2.4.2. Niet in geschil is dat het plan is gelegen binnen het buitengebied van de gemeente Valkenswaard en omgeving. De Afdeling overweegt dat de toegankelijkheid van het buitengebied van de gemeente Valkenswaard en omgeving niet wordt geraakt door de realisatie van de inpandige bedrijfswoning, die het thans voorliggende plan mogelijk maakt. De conclusie is dat de stichting De Malpie op dit punt geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb is bij het bestreden besluit en dat zij in zoverre daartegen ingevolge artikel 8.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening, geen beroep kan instellen. Het beroep van de stichting De Malpie is derhalve niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011