ECLI:NL:RVS:2011:BP2071

Raad van State

Datum uitspraak
20 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201009031/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan I Woensel buiten de Ring I 2004 te Eindhoven

Op 20 juli 2010 heeft de raad van de gemeente Eindhoven het bestemmingsplan "I Woensel buiten de Ring I 2004" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de verenigingen "Ondernemersvereniging Rapenland" en "Eigenaarsvereniging Rapenland" beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij op 14 september 2010 een verzoek om een voorlopige voorziening hebben ingediend. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 22 december 2010 ter zitting behandeld, waar de raad vertegenwoordigd was door R. Martens. De voorzitter heeft in zijn overwegingen het voorlopige karakter van zijn oordeel benadrukt, dat niet bindend is in de bodemprocedure.

De voorzitter heeft de argumenten van de verenigingen tegen het bestemmingsplan overwogen. De verenigingen stelden dat de realisatie van het appartementencomplex zou leiden tot een tekort aan parkeerruimte en een toename van de parkeerdruk in de omgeving. Ze betoogden dat de raad ten onrechte uitging van verouderde parkeernormen. De raad daarentegen stelde dat, hoewel enkele parkeerplaatsen verloren gaan, de parkeerdruk in de omgeving niet negatief beïnvloed zal worden. Dit werd onderbouwd met parkeeronderzoeken die aantoonden dat de bezettingsgraad van de parkeerplaatsen in het plangebied laag was.

De voorzitter concludeerde dat de raad in redelijkheid het bestemmingsplan heeft kunnen vaststellen, waarbij de belangen van de realisatie van het plan zwaarder wogen dan die van de verenigingen. De voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 januari 2011.

Uitspraak

201009031/2/R3.
Datum uitspraak: 20 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de verenigingen "Ondernemersvereniging Rapenland" en "Eigenaarsvereniging Rapenland", beide gevestigd te Eindhoven,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2010 heeft de raad het bestemmingsplan "I Woensel buiten de Ring I 2004" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de verenigingen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 september 2010, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben de verenigingen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 december 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door R. Martens, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan maakt de bouw van een appartementencomplex van 23 gestapelde studio's mogelijk op de hoek van de Pisanostraat en de Lehmbruckstraat te Eindhoven. Verder voorziet het plan in een groenstrook en een parkeerterrein. De locatie is thans in gebruik als parkeerterrein. Het plangebied ligt ten oosten van het bedrijventerrein Rapenland.
2.3. De verenigingen voeren aan dat door de realisatie van het appartementencomplex parkeerruimte komt te vervallen en dat de parkeerdruk op de omgeving, die nu al aanzienlijk is, verder zal toenemen. Verder betogen zij dat de raad er ten onrechte van is uitgegaan dat voor de studio's slechts veertien parkeerplaatsen nodig zijn. Tot slot betogen de verenigingen in dit kader dat de raad ten onrechte met de in februari 1997 geldende parkeernorm rekening heeft gehouden, terwijl op 30 september 2008 een nieuwe parkeernorm is vastgesteld.
2.4. De raad stelt zich op het standpunt dat weliswaar enkele parkeerplaatsen van het parkeerterrein verloren zullen gaan als gevolg van de realisatie van het appartementencomplex, maar dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de parkeerdruk in de omgeving. In dit verband wordt er op gewezen dat op 9 februari 2010 en 11 februari 2010 op drie maatgevende tijdstippen op de dag, parkeeronderzoeken zijn uitgevoerd naar de parkeerbezetting in het plangebied en de daaromheen liggende wegen. De uitkomsten hiervan zijn neergelegd in een rapport van 8 maart 2010 dat aan het plan ten grondslag ligt. Uit de onderzoeken blijkt dat van de 54 parkeerplaatsen die binnen het plangebied liggen, er op de onderzochte dagen en tijdstippen slechts 4 of 5 parkeerplaatsen bezet waren. Bovendien blijkt uit het rapport dat de bezettingsgraad op de gehele Pisanostraat 26 tot 33 procent is. De verenigingen hebben de bevindingen in het rapport niet gemotiveerd bestreden.
Volgens de toelichting bij het plan zijn de in februari 1997 vastgestelde parkeernormen gehanteerd, die uitgaan van 0,6 parkeerplaats per studio, waarvan 0,3 voor bezoekers, zodat voor de nieuwbouw 14 parkeerplaatsen nodig zijn, waarvan 7 voor bezoekers. Volgens de raad biedt het parkeerterrein binnen het plangebied ruimte voor 25 tot 40 parkeerplaatsen en kunnen de benodigde parkeerplaatsen derhalve ruimschoots binnen het plangebied worden gerealiseerd. De verenigingen hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze uitgangspunten onjuist zijn.
Gelet op de omstandigheid dat het huidige parkeerterrein beperkt wordt gebruikt, de parkeerbezettingsgraad in de Pisanostraat niet hoger dan 33% is en het plangebied kan voorzien in de parkeerbehoefte die ontstaat als gevolg van de bouw van de studio's, is niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan geen onaanvaardbare parkeerdruk in de directe omgeving van het plangebied met zich brengt. Ook indien rekening wordt gehouden met de parkeernorm van 30 september 2008, die uitgaat van 0,7 parkeerplaats per studio, is er gezien het bovenstaande voldoende ruimte is binnen het plangebied.
2.5. Voor zover de verenigingen betogen dat het appartementencomplex niet past in de omgeving en dat de openheid van het gebied wordt aangetast, overweegt de voorzitter dat de maximale bouwhoogte twaalf meter bedraagt, dat in de omgeving veel gestapelde bouw aanwezig is, en dat het complex deel zal uitmaken van een lint van gestapelde bebouwing van dezelfde hoogte of hoger. Niet is dan ook aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het appartementencomplex past in de omgeving.
2.6. Het voorgaande brengt de voorzitter tot de slotsom dat de raad na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid het plan heeft kunnen vaststellen en daarbij een zwaarder gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die gemoeid zijn met de realisatie van het plan dan de belangen van de verenigingen. Gelet hierop ziet de voorzitter geen grond om de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Helvoort
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2011
361.