201002349/1/R2.
Datum uitspraak: 26 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellante sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna: [appellante sub 1]), gevestigd te [plaats],
2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],
de raad van de gemeente Terneuzen,
verweerder.
Bij besluit van 17 december 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Terneuzen Midden" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2010, en [appellante sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 maart 2010, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2010, waar [appellante sub 2], vertegenwoordigd door M. Halilovic en bijgestaan door mr. P.H. Revermann, juridisch adviseur te Amsterdam, is verschenen.
2.1. Het bestemmingsplan strekt ertoe de bestaande feitelijke situatie op te nemen in een geactualiseerd bestemmingsplan, waarbij nieuwe ruimtelijke initiatieven niet worden meegenomen.
2.2. [appellante sub 1] en [appellante sub 2] voeren in beroep aan dat het gebied tussen de Van der Peijlstraat en de Kennedylaan (hierna: Kennedylaan Oost) zozeer verbonden is met het gebied ten westen van de Kennedylaan (hierna: Kennedylaan West) dat deze gebieden een integrale beoordeling behoeven. Volgens [appellante sub 1] en [appellante sub 2] had de Kennedylaan Oost daarom niet in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen mogen worden. Zij wijzen er hierbij op dat het plan een beperking met zich brengt van de bestaande gebruiksmogelijkheden en dat de bestemmingen die de gronden hebben gekregen niet (geheel) overeenkomen met het huidige gebruik, en evenmin met het beoogde gebruik in de nabije toekomst.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan een conserverend karakter heeft en dat de planologische regeling voor de Kennedylaan Oost voorziet in het vastleggen van de actuele feitelijke situatie. Met de beoogde ontwikkelingen is volgens de raad geen rekening gehouden, omdat deze in samenhang met de ontwikkelingsplannen voor de Kennedylaan West moeten worden bezien en hiervoor nog de nodige procedures moeten worden gevolgd.
2.4. [appellante sub 1] en [appellante sub 2] zijn exploitanten van bouwmarkten op de gronden Kennedylaan Oost. Deze gronden hebben in het plan onder meer de bestemming "Detailhandel", "Groen" en "Verkeer".
Ter zitting heeft [appellante sub 2] erop gewezen dat onder het voorgaande bestemmingsplan het relevante deel van het plangebied de bestemming "Gronden, bestemd voor stadsuitbreiding nader in een uitbreidingsplan in onderdelen geregeld" had, hetgeen ook volgt uit het verweerschrift van de raad. Onder deze bestemming mochten de gronden die nu de bestemming "Groen" hebben gekregen onder meer gebruikt worden als opslagplaats en parkeerplaats. In het voorliggende plan is dit gebruik niet meer toegestaan. Daarmee leidt het huidige plan tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden van deze gronden.
Voorts blijkt uit de stukken, waaronder de door de raad ingezonden pleitnotitie, en is ter zitting bevestigd dat de ontwikkelingsplannen voor de Kennedylaan Oost en de Kennedylaan West niet los van elkaar kunnen worden gezien en dat het gebied Kennedylaan Oost onderdeel uitmaakt van het project Kennedylaan West/Oost, waarvoor in de nabije toekomst nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien ter uitbreiding van de huidige bedrijvigheid aan de Kennedylaan Oost. Ter zitting is toegelicht dat hiertoe een intentieovereenkomst zal worden getekend tussen onder meer [appellante sub 1], [appellante sub 2] en de raad ter ontwikkeling van dit project. Volgens de bij het verweerschrift gevoegde tekeningen houden deze ontwikkelingen voor het gebied Kennedylaan Oost onder meer in dat het bouwvlak op de gronden met de bestemming "Detailhandel" zal worden uitgebreid ten koste van gronden die in het voorliggende plan de bestemming "Verkeer" hebben, terwijl ook de gronden met de bestemming "Groen" bij de ontwikkelingen zullen worden betrokken.
Nu tussen partijen niet in geschil is dat de in het plan opgenomen gronden in de nabije toekomst onderdeel zullen zijn van een integrale afweging waarbij voorzienbaar is dat hiertoe andere planologische mogelijkheden voor de gronden zullen worden opgenomen dan thans in het plan zijn vastgelegd, valt niet in te zien om welke reden het op dit moment vastleggen van de huidige bestaande situatie en het beperken van de bestaande gebruiksmogelijkheden strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Gezien het voorgaande heeft de raad zich derhalve niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de gronden tussen de Van der Peijlstraat en de Kennedylaan bij de actualisering van het bestemmingsplan betrokken moesten worden.
2.3.2. In hetgeen [appellante sub 1] en [appellante sub 2] hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover dit betreft de gronden tussen de Van der Peijlstraat en de Kennedylaan, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening te worden vernietigd.
2.5. De raad dient ten aanzien van het beroep van [appellante sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van het beroep van [appellante sub 1] is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het plandeel met de bestemmingen "Detailhandel", "Groen" en "Verkeer", voor zover dit ziet op het gebied tussen de Van der Peijlstraat en de Kennedylaan, zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Terneuzen tot vergoeding van bij [appellante sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdenzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Terneuzen aan:
a. [appellante sub 1A] en [appellante sub 1B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander,
b. [appellante sub 2] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 298,00 (zegge: tweehonderdachtennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Langeveld
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2011