Uitspraak
201003945/1/R1behandeld op 20 december 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. O.H. Minjon, advocaat te Opmeer, en het college, vertegenwoordigd door S.M.C. Smit-Praat, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Skeef, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
201003945/1/R1, heeft de Afdeling de tegen het vaststellingsbesluit ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan voorziet, tezamen met het onherroepelijke bestemmingsplan "Heerhugowaard-Zuid", in het juridisch-planologische kader voor het project, waarop de in geding zijnde vrijstelling betrekking heeft en vormt tezamen met het bestemmingsplan "Heerhugowaard-Zuid" de titel voor de ruimtelijke ingreep waartegen [appellant] zich richt. Thans kan het project derhalve zonder vrijstelling worden gerealiseerd. Nu [appellant] niet heeft aangevoerd dat een van de andere weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet aan realisering van het project in de weg staat en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een belang bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak kan worden aangenomen, moet worden geoordeeld dat het procesbelang bij beoordeling daarvan is vervallen.