ECLI:NL:RVS:2011:BP1365

Raad van State

Datum uitspraak
19 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201006489/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor woningen in Schaijk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 21 mei 2010 het beroep van [appellant] tegen de verleende bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Landerd ongegrond verklaarde. De bouwvergunning betreft de bouw van drie woningen op een perceel in Schaijk, waarvoor op 7 mei 2009 vrijstelling en een bouwvergunning zijn verleend. De rechtbank oordeelde dat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan, maar dat het college op goede gronden vrijstelling had verleend.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 17 december 2010 ter zitting behandeld. [Appellant] was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat C.J.A. Bosselaar, terwijl het college werd vertegenwoordigd door R.C.J.M. Zwijsen. Ook [vergunninghoudster] was vertegenwoordigd. De Afdeling heeft overwogen dat het bouwplan, dat aan de achterzijde van het perceel is geprojecteerd, in ruimtelijk opzicht aanvaardbaar is. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de bouw van de woningen niet in onevenredige mate het woongenot en de privacy van [appellant] zou aantasten.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 19 januari 2011.

Uitspraak

201006489/1/H1.
Datum uitspraak: 19 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Schaijk, gemeente Landerd,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 21 mei 2010 in zaak nr. 09/2434 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Landerd.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2009 heeft het college [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van drie woningen op het perceel kadastraal bekend Schaijk, sectie […], plaatselijk bekend [locatie A] te Schaijk.
Bij uitspraak van 21 mei 2010, verzonden op 26 mei 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 2 augustus 2010.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghoudster] heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2010,
waar [appellant], in persoon, bijgestaan door C.J.A. Bosselaar, en het college, vertegenwoordigd door R.C.J.M. Zwijsen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [gemachtigde] gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan is geprojecteerd aan de achterzijde van het perceel [locatie A], daar waar het perceel parallel loopt aan het perceel van [appellant], die aan de [locatie B] woont. Op de projectlocatie is een transportbedrijf gevestigd. De bij dit bedrijf behorende garage en vrachtwagenwasplaats zullen worden gesloopt om de bouw van de drie woningen mogelijk te maken.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Kom Schaijk-2004" rust op de bouwlocatie de bestemming "Bedrijven". Het bouwplan is daarmee in strijd. Om de bouw van de drie woningen mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling van het bestemmingsplan verleend.
2.3. De rechtbank is tot het juiste oordeel gekomen dat uitsluitend ter beoordeling voorligt het bouwplan zoals dit door [vergunninghoudster] is ingediend. Dat betekent dat enkel kan en dient te worden bezien of dit bouwplan in ruimtelijk opzicht aanvaardbaar is. Mogelijke alternatieve invullingen van het perceel, zoals door [appellant] ook in hoger beroep geopperd, dienen dan ook ik dit kader buiten beschouwing te blijven.
2.4. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet voldoet aan de voorwaarden van het college dat ter plaatse geen woningen met twee bouwlagen met kap mogen worden gebouwd faalt. Uit de bouwtekeningen blijkt immers dat het gaat om drie vrijstaande woningen bestaande uit één bouwlaag met een kapconstructie. Blijkens de ruimtelijke onderbouwing verschillen deze woningen niet met de reeds bestaande bebouwing. Dat zich niet alleen op de begane grond maar ook onder de kap verblijfsruimten bevinden maakt niet dat het bouwplan reeds daarom in ruimtelijk opzicht niet aanvaardbaar is. De vraag of de kapconstructie nu wel of niet geldt als bouwlaag in de zin van het bestemmingsplan kan buiten beschouwing blijven, nu het college door het verlenen van vrijstelling heeft aangegeven dat de woningen in ruimtelijk opzicht aanvaardbaar zijn.
2.5. Ook het betoog van [appellant] dat het college eerdere bouwaanvragen voor de bouwlocatie steeds heeft afgewezen, omdat de woningen aan een doodlopende toegangsweg vanaf de Schutsboomstraat zijn gesitueerd, zodat ook op de onderhavige bouwaanvraag afwijzend had moeten worden beslist, faalt. De eerdere bouwaanvragen betroffen steeds meer dan drie woningen, waardoor de bereikbaarheid daarvan voor hulpdiensten niet kon worden gewaarborgd. De toegangsweg voor de drie woningen wordt 4,5 meter breed en daarnaast komt nog een voetpad van 1,5 meter breed, zodat de bereikbaarheid van de woningen voor hulpdiensten toereikend kan worden geacht. Bovendien zal van een doodlopende weg geen sprake zijn, omdat tussen de toegangsweg en het buurtparkje "Moesbos"een fiets-/voetpad zal worden aangelegd.
2.6. Anders dan [appellant] betoogt is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat zijn woongenot en privacy door de realisering van het bouwplan niet in onevenredige mate zal worden aangetast. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat slechts één van de drie woningen parallel aan het perceel van [appellant] wordt gebouwd, waarbij bovendien een afstand van drie meter in acht wordt genomen en zich in de gevel van die woning op de begane grond nauwelijks en in de kap geen ramen bevinden. Ook de door [appellant] gestelde inbreuk op zijn privacy en woongenot door de aanwezigheid van de toegangsweg moet beperkt worden geacht, omdat de weg alleen aan het achterste gedeelte van zijn perceel grenst en op geruime afstand van diens woning is gelegen.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011
202.