201005573/1/H2.
Datum uitspraak: 19 januari 2011
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 23 april 2010 in zaak nr. 09/784 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (thans het bestuur van de raad voor rechtsbijstand; hierna: de raad).
Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft de raad een aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen.
Bij besluit van 26 januari 2009 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2010, verzonden op 26 april 2010, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 januari 2009 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 7 juni 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 9 juli 2010.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 januari 2011, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
2.2. [appellant] heeft verzocht om een toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand door een advocaat voor revindicatie bij de Belastingdienst van twee ordners met administratieve bescheiden. Bij het besluit van 26 augustus 2008, zoals gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 26 januari 2009, heeft de raad met toepassing van artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wrb de toevoeging geweigerd. In bezwaar heeft de raad overwogen dat [appellant], nu hij niet heeft gereageerd op het verzoek van de Commissie voor bezwaar om nadere informatie te verstrekken, onvoldoende heeft aangetoond dat hij zelf al het nodige heeft ondernomen om de ordners van de Belastingdienst terug te krijgen.
2.3. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar vernietigd, omdat [appellant] de gevraagde informatie wel had overgelegd en deze informatie door de raad ten onrechte niet bij het besluit op bezwaar is betrokken. De rechtbank heeft aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, omdat uit de door [appellant] verstrekte informatie blijkt dat zijn boekhouder ten tijde van de aanvraag om toevoeging bezig was de ordners terug te krijgen en niet duidelijk is waarom juridische bijstand hierbij noodzakelijk was.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de situatie zoals die was ten tijde van het besluit op bezwaar en heeft miskend dat op dat moment aanleiding bestond alsnog een toevoeging te verlenen. De Belastingdienst had niet gereageerd op het tweede verzoek van zijn boekhouder van 20 augustus 2008 om de ordners terug te geven, zodat behoefte bestond aan bijstand door een deskundige in de persoon van een toegevoegde advocaat. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten, aldus [appellant] .
2.5. Nu het geschil ten aanzien waarvan om toevoeging is verzocht, uitsluitend betrekking heeft op het terugvorderen van twee ordners met bescheiden, valt niet in te zien waarom de behartiging van dit belang niet redelijkerwijze aan [appellant] zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van de Wrb. De enkele omstandigheid dat de Belastingdienst niet heeft gereageerd op het tweede verzoek van de boekhouder van [appellant], leidt er niet toe dat alsnog een toevoeging had moeten worden verstrekt voor bijstand door een advocaat. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd is daarvoor onvoldoende. Er bestond derhalve aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten, zoals de rechtbank ook heeft beslist.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2011